Op mijn middelbare school stond het bangalijstje op de muur van de jongens-wc. Zo was er een meisje uit mavo-1, dat zich voor een gulden liet zoenen in het fietsenhok. Een ander meisje – een jaar ouder en met grotere borsten – verleende dezelfde dienst, maar dan tegen het fiks hogere bedrag van twee gulden en een sigaret (liefst Marlboro, eventueel Lucky Strike, geen Caballero). Naast het bangalijstje hielden de jongens in mijn klas nauwgezet bij wie volgens de meerderheid der stemmen de fijnste tieten, de fraaiste benen of de lekkerste billen had. Het is een wonder dat ze met al die administratiedruk nog tijd hadden om iets te leren.
De behoefte om de makkelijke en mooie meisjes lijstgewijs vast te leggen is er nog steeds, zo las ik vorige week in de krant. Blijkbaar tot ieders verbazing, want het toegesnelde journaille werkte zich binnen een paar dagen vrij efficiënt op naar een staat van morele paniek. Een meisje uit Pijnacker zou zelfmoord hebben gepleegd omdat ze op zo’n bangalijstje stond. Haar vriendinnen ontkennen dat stellig – volgens hen was ‘gewoon’ pesten de reden van haar tragische daad –, en zijn boos omdat de suggestie werd gewekt dat het meisje seksueel losbandig was. Scholen en politiekorpsen riepen meiden die op een bangalijst staan op om aangifte te doen: zeggen dat iemand een slet is, is een vorm van laster en dus strafbaar.
Het doet een beetje 19e-eeuws aan: meisjes die zich zorgen maken dat hun goede naam bezoedeld wordt door aantijgingen van onkuisheid. Je zou denken dat die meiden, ruim veertig jaar na de aanvang van de seksuele revolutie, de vrijheid zouden hebben om zonder risico op maatschappelijke afwijzing zo vaak en met zoveel mensen als ze willen te genieten van de wonderen van hun eigen geslachtsorganen. Jongens hebben die vrijheid in onze cultuur wel. Daarom is er geen mannelijke versie van het scheldwoord ‘slet’, en zijn er ook geen bangolijsten. En daarom sloeg tijdens de vorige nationale aanval van sekspaniek de term breezersletjes alleen op de meisjes, niet op de net zo goed breezerseksende jongens.
Wellicht komt dat doordat losbandigheid voor jongens en mannen als iets natuurlijks wordt gezien. Aan het begin van de jaren zeventig opperde een invloedrijke evolutiebioloog dat het voor oermannen een goed idee was om seks te hebben met zoveel mogelijk vrouwen: zo kon hij zijn genen zo wijd mogelijk verspreiden. Voor oervrouwen zat dat anders. Na een vrijpartij was er een gerede kans op zwangerschap, gevolgd door jaren aan kinderzorg. Zo’n enorme investering ga je niet aan met de genen van zomaar iemand: preutse kieskeurigheid is dus gewenst. Een vrouw of meisje met een flinke seksuele eetlust is dus tegennatuurlijk en moreel verwerpelijk.
Ondertussen hebben wetenschappers deze theorie genuanceerd. Het bleek bijvoorbeeld toch beter voor de bevruchtingskansen als een vrouw seks had met meerdere mannen. Een zekere mate van sletterigheid zit er wellicht dus van nature in. Tot nu toe hebben vrouwen deze optie binnen hun biologische erfenis nog niet echt weten te omarmen. Misschien komt dat nog: een dag dat we onze schouders ophalen over bangalijsten, omdat de seksualiteit van meisjes geen kwestie meer is van collectieve afkeuring maar van persoonlijke smaak.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.