dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Een vrouw die getrouwd is of samenwoont met een man, krijgt er een halve baan bij. Ze doet namelijk zeven uur meer huishoudelijk werk dan toen ze nog op zichzelf woonde. Mannen kunnen daarentegen met een vrouw in huis een uurtje extra met de voeten op de poef: zij besteden een uur minder aan poetsen en opruimen dan in hun single dagen.

Volgens het onderzoek van de University of Michigan is een man daarmee even tijdrovend als het hebben van kinderen. Komen er namelijk koters, dan stijgt het aantal huishouduren – voor vrouwen – van 20 naar 27. Volgens hoofdonderzoeker en econoom Frank Stafford is het een bekend patroon: is er eenmaal getrouwd dan gaan mannen meer buitenshuis werken en vrouwen meer binnenshuis.

Dat is ook terug te zien in de cijfers. Hoewel de scheefheid sinds de jaren zeventig (zij: 27 uur, hij: 6) wel iets is rechtgetrokken (zij: 17, hij: 13) is er van gelijke verdeling van de huishoudelijke lusten en lasten nog geen sprake. Daarbij moet wel aangetekend worden dat de wetenschappers een wat eenzijdige focus op traditionele vrouwenklusjes laten zien. Zo telde in het onderzoek koken en schoonmaken wel mee, maar lieten Stafford en collega’s tuinieren, klussen en autowassen buiten beschouwing.

Bron: How much housework does a husband create? (Science Daily)

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Als we naar een baby kijken, reageert een ander deel van het brein dan wanneer we een volwassene zien. Dat ontdekten psychiater Kringenbach en zijn collega’s van Oxford University. Ze claimen hiermee eindelijk de locatie van het ‘ouderinstinct’ in de hersenen te hebben gevonden. Het gaat om een gebiedje met de schilderachtige naam mediale orbitofrontale cortex, oftewel: een deel aan de voorkant van je brein, net boven je ogen.

De onderzoekers lieten 25 mannen en 90 vrouwen heel kort plaatjes van baby- en volwassenegezichten zien. Zo kort, dat de proefpersonen geen tijd hadden om zich bewust te worden van wat ze zagen. Babyzone Toch reageerden de hersenen consequent anders op de volwassenen dan op de baby’s. Kringenbach concludeert hieruit dat deze reactie niet is aangeleerd, maar inderdaad een instinct is dat over vele miljoenen jaren aan evolutie is ontstaan.

Opvallend genoeg ligt de mediale orbitofrontale cortex vlak bij een deel van de cingulate cortex. Dit hersengebiedje gedraagt zich anders bij vrouwen die een postnatale depressie hebben. Omdat beide cortexen ook veel verbindingen met elkaar hebben, denken de onderzoekers de oorzaak te hebben gevonden voor het feit dat depressieve moeders minder op hun kinderen reageren: hun ouderinstinct-zone werkt niet goed meer.

De wetenschappers rapporteren in hun publicatie in het vakblad PLoS One overigens geen verschil in ouderinstinct tussen mannen en vrouwen. Het lijkt dus niet waarschijnlijk dat mannen een minder ontwikkelde ‘babyzone’ hebben dan vrouwen, wat weer vragen oproept over de evolutionaire theorie dat in de oertijd alleen vrouwen voor de kinderen zorgden terwijl mannen uit jagen waren.

Bron: Parental instinct found in the brain (Oxford News) en A specific and rapid neural signature for parental instinct (PLoS One).
De afbeelding is ontleent aan de publicatie in PLoS One: Kringelbach ML, Lehtonen A, Squire S, Harvey AG, Craske MG, et al. (2008) A Specific and Rapid Neural Signature for Parental Instinct. PLoS ONE 3(2): e1664. doi:10.1371/journal.pone.0001664

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Het lijkt erop dat Deborah Tannen – schrijfster van het in 29 talen verschenen boek ‘Je begrijpt me gewoon niet – in één opzicht toch gelijk krijgt: mannen begrijpen inderdaad niet altijd wat vrouwen bedoelen. Zo blijken ze niet een flirtende van een vriendelijke vrouw te kunnen onderscheiden. Tot die conclusie komen psycholoog Coreen Farris en haar collega’s van de Universiteit van Indiana en Yale.

Driehonderd mannelijke en vrouwelijke studenten kregen foto’s te zien waarop vrouwen in verschillende emotionele toestanden stonden: vriendelijk, verdrietig, flirterig of afwijzend. Terwijl de vrouwen het onderscheid tussen deze emoties prima konden maken, bleken mannen vooral flirterig en vriendelijk door elkaar te halen. Die uitkomst is overigens niet helemaal nieuw: uit eerder onderzoek was al gebleken dat mannen aardig bedoelde non-verbale signalen wel  vaker interpreteren als seksuele interesse. Farris benadrukt wel dat het gevonden verschil maar heel klein is. Het is dus niet zo dat mannen er helemaal niks van bakken, zegt ze.

Voor het – weliswaar kleine – verschil zijn twee verklaringen mogelijk. De eerste is dat mannen geneigd zijn om hun sociale omgeving te over-seksualiseren. Met andere woorden: ze zien overal seks. De tweede is dat vrouwen ‘van nature’ beter zijn in het herkennen van gezichtsuitdrukkingen en lichaamstaal die emoties uitbeelden: een erfenis uit de oertijd waarin vrouwen meer dan mannen zich druk maakten om de sociale verhoudingen binnen de groep.

De onderzoekers vinden dat hun ontdekking bewijs levert voor de tweede theorie, omdat zij voor over-seksualisering geen bewijs konden vinden. Zowel mannen als vrouwen waren namelijk terughoudend in het stellen dat de vrouw op de foto aan het flirten was.

Toch is daarmee de evolutionaire verklaring niet de enige. Het verschil kan bijvoorbeeld ook aangeleerd zijn, omdat in de Westerse cultuur van vrouwen verwacht wordt dat ze emotioneler zijn en ook gevoeliger zijn voor de emoties van anderen. Daarnaast bevatte de studie alleen foto’s van vrouwen. Het zou kunnen dat vrouwen beter scoorden omdat zij ook vrouwen zijn: het is dan de gelijkenis met zichzelf die zorgt dat je emoties beter herkent. Het is dan ook jammer dat de onderzoekers niet ook foto’s van mannen hebben gebruikt.

Bron: The untrained eye: confusing sexual interest with friendliness (Science Daily)

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Op zichzelf waren de twee onderzoeken die vanochtend mijn mailbox binnenrolden niets bijzonders. De eerste was van ene Deborah Laible en collega’s – wetenschappers aan een universiteit waar ik nog nooit van gehoord had – en ging over het verband tussen gehechtheid en temperament van een peuter enerzijds en de aard en hoeveelheid van conflicten tussen moeder en peuter anderzijds. Het tweede onderzoek betrof een studie waarin Mele Taumoepeau and Ted Ruffman van de University of Otage (klinkt Japans) concluderen dat de manier waarop de moeder tegen haar kindje praat over de gevoelens en gedachten van anderen bepalend is voor het taalbegrip van de – wederom – peuter.

Tot zover niets vreemds. Totdat ik me realiseerde dat er één ding, of beter gezegd: iemand, miste in dit plaatje. Want waar is papa? Eén-oudergezinnen daargelaten hebben de meeste kinderen namelijk twee ouders, en de meerderheid van hen heeft een moeder en een vader. Doet papa niet meer mee in de opvoeding?

Dat blijkt wel mee te vallen. De Utrechtse promovenda Chantal van Aken meldde me dat in haar onderzoek – wederom peuters, deze keer: warmte en steun van de moeder voorkomt agressie – in zo’n 75% van de gezinnen de moeder de voornaamste opvoeder is. Voor haar was dat een reden om de vader bij een aantal deelonderzoeken buiten beschouwing te laten. Wel zo praktisch, omdat er thuis door onderzoekers geobserveerd werd: de vrouw was vaak overdag thuis terwijl de man aan het werk was.

Toch, 75% is nog niet eens zo slecht, zeker als je in ogenschouw neemt dat mannen nauwelijks bereid zijn tot deeltijdwerken en daardoor veel weg zijn. Om het dus eens positief te melden: 1 op de 4 vaders is erg betrokken bij de opvoeding. Het is dan ook geen wonder dat Van Aken – in een ander deelonderzoek – ontdekte dat ook de steun en warmte van papa ertoe doet. Neemt die namelijk af gedurende de peutertijd dan stoort dat de normale ontwikkeling van zijn zoontje – alleen peuterjongens deze keer – die daardoor meer aandachtsproblemen dan zijn leeftijdsgenootjes heeft.

Er kwamen zo nog een aantal verschillen en overeenkomsten voorbij, en daarom pleit Van Aken aan het eind van haar proefschriftsamenvatting ervoor om in de toekomst niet alleen de moeder maar ook de vader te betrekken bij wetenschappelijk onderzoek. Het is verbazingwekkend dat zo’n pleidooi anno 2008 nog geen open deur is. Zelfs in een traditioneel gezin waarin de moeder het leeuwendeel van de opvoeding voor haar rekening neemt is de vader een factor van belang – bij twijfel zie onder andere ‘Knielen op een bed violen’ van Jan Siebelink – en daar waar papa en mama de zorgtaken eerlijk delen is dat natuurlijk sowieso het geval.

Vanwaar dan steeds de drang om de vader buiten beschouwing te laten? Is het gemakzucht van de onderzoekers of is er meer aan de hand? Kijken we misschien aan tegen een hardnekkig restant Freudiaanse erfenis, waarom ‘mama het altijd gedaan heeft’? Soms denk ik hiervan een glimp op te vangen. Bijvoorbeeld als ik lees dat homoseksualiteit bij vrouwen veroorzaakt wordt doordat ze als foetus in de baarmoeder zijn blootgesteld aan hoge testeronniveaus van mama. Vrouwen met veel testosteron zijn gewoonlijk wat dominanter en agressiever dan vrouwen (of mannen) met minder van dit hormoon. Flashback: de dominante moeder maakt haar kind homoseksueel. Had Freud toch gelijk.

Ik sluit me aan bij Van Aken: het is tijd dat ook papa de aandacht krijgt die hij verdient. In goede en slechte tijdingen, dat wel. Zo ben ik bijvoorbeeld reuze benieuwd naar de invloed die frequente aanwezigheid en aandacht van de vader hebben op de ontwikkeling van een kind. Maar ik kan ook niet wachten tot paps eens de schuld krijgt van een of ander enorm trauma (slecht gehecht? papa heeft niet genoeg geknuffeld!). Gezien de vele meters aan Nederlands literatuurleed over dit onderwerp ligt er een wetenschappelijke schat aan kennis klaar om opgegraven te worden.

Bron: ‘Externalizing Behaviors in Toddlerhood: A Longitudinal Study on the Role of Child and Parental Characteristics’ (proefschrift Chantal van Aken (Universiteit Utrecht), lees hierover op Kennislink.nl: ‘Steun mama helpt bij peuterproblemen’) & Deborah Laible, Tia Panfile, Drika Makariev (2008) The Quality and Frequency of Mother-Toddler Conflict: Links With Attachment and Temperament. Child Development 79 (2) , 426–443 (meer over dit onderzoek op Science Daily: ‘Mother-child Attachment, Children’s Temperament Play A Role In ‘Terrible 2′ Conflicts’) & Mele Taumoepeau, Ted Ruffman (2008) Stepping Stones to Others’ Minds: Maternal Talk Relates to Child Mental State Language and Emotion Understanding at 15, 24, and 33 Months. Child Development 79 (2) , 284–302. Foto: Joseph Hoban

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Vergeet evolutie, vergeet genen, vergeet aangeboren eigenschappen. Eén blik op de Bart Smit folder – het dikste speelgoedboek van Nederland! – en het is duidelijk waarom het lijkt alsof mannen van Mars komen en vrouwen van Venus (en waarom hij op zaterdag de auto wast terwijl zij het huis aan kant maakt).

Bart Smit meisje

Bart Smit jongetje

Bron: Bart Smit speelgoedboek

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Als ik als vrouw zeg dat vrouwen achtergesteld worden in de maatschappij, krijg ik vaak te horen dat ik dat natuurlijk zeg omdat ik een vrouw ben. Zegt een man hetzelfde, dan denken mensen dat hij een interessant onderwerp aanroert.

Michael Kimmel (socioloog aan de New York State University en woordvoerder van de National Organization for Men Against Sexism) legt uit waarom de white middleclass male in man-vrouwvraagstukken altijd het uitgangspunt is en waarom gender en politiek dus onlosmakelijk verbonden zijn.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.