dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Volgens de overgrote meerderheid van de klimaatwetenschappers is dit wat het bewijs ons vertelt: de aarde warmt op door toedoen van de mens. Een groep mensen – de klimaatsceptici – verkiest dat niet te geloven. Dat is interessant, ongeacht wie er uiteindelijk gelijk blijken te hebben. Waarom wijken die sceptici af van de norm? Wat zijn hun bewuste en onbewuste beweegredenen?

Twee gedragswetenschappers – Paul Slovic en Paul Kellstedt – hielpen mij aan een antwoord. Er is een significant, en zelfs tamelijk sterk verband tussen huidskleur en sekse aan de ene kant, en je houding ten opzichte van klimaatverandering aan de andere kant. Om preciezer te zijn: zo’n 30% van de blanke mannen gelooft er gewoon niks van, van de risico’s van de opwarming van de aarde. Slovic weet ook waarom: hun identiteit is sterk verbonden met allerlei zaken die voor die opwarming zorgen (dikke auto, veel consumeren, etcetera). Zeggen dat het klimaat verandert is daarmee – onbewust – net zoiets als zeggen dat je zelf niet deugt. En daar doet ons onderbewustzijn niet aan. Het resultaat: scepsis.

Deze tamelijk onschuldige analyse van het psychologische fenomeen white male effect leverde mij een emmer drek op van GeenStijl.nl die mij tegelijkertijd vooringenomen, kortzichtig, racistisch, seksistisch en een mannenhaatster vonden. Ze deden hun slogan ’tendentieus, ongefundeerd en nodeloos kwetsend’ eer aan.

Gelukkig waren er – naast lieve, steunende en opbeurende collega’s, waarvoor dank! :) – ook sceptische mensen die over de feiten wilden debatteren, zoals mijn klimaattwijfelende collega-wetenschapsjournalist Marcel Crok. Hij schreef op zijn website climategate.nl een reactie op mijn artikel (mirror). Daar reageerde ik weer op met wat extra uitleg: bijvoorbeeld dat afwijken van de norm op zich een waardevrije gebeurtenis is, dat individuele factoren natuurlijk altijd ook een rol spelen – maar dat dit zeker niet betekent dat huidskleur en sekse geen invloed hebben! – en dat klimaatscepsis toch eigenlijk echt een erg sociaal-maatschappelijk-psychologisch fenomeen is. Marcel was zo sportief die reactie ook weer op zijn website te plaatsen. Vervolgens kwam hij bovendien met de vraag of die overgrote meerderheid die ik net aan het begin noemde misschien niet gewoon last heeft van kuddegedrag. Een interessante vraag, waar ik zeker nog eens induik. We debatteren dus vrolijk verder – over feiten, hoera!

Op Kennislink staat ondertussen een enigszins herziene versie van het stuk te lezen, waarin ik het white male effect nog wat uitvoeriger uitleg. Ik vind namelijk altijd dat je ook moet kijken naar de balk in je eigen oog (ook al steekt er in dit geval een complete timmerfabriek in het oog van onze stijlloze vrinden). Ik ben er de eerste keer klaarblijkelijk niet in geslaagd om voldoende uit te leggen hoe volstrekt normaal dit allemaal is, en hoezeer het niks met racisme of seksisme van doen heeft. Hopelijk ben ik daar nu beter in geslaagd.

Ondertussen maakte ik voor Kennislinks thema over klimaatverandering (aanrader, met mooie infographics van Frederik Ruys) nog twee filmpjes. De eerste gaat over de vraag wat er met de aarde gebeurt als het hier verder opwarmt dat de ‘gevaarlijk grens’ van 2 graden. De tweede gaat over risicopsychologie: waarom vrezen we wat we vrezen. Ik durf het bijna niet te zeggen, maar hierin figureert ook het veelsproken … inderdaad.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Of hij Mexicaans was, weet ik niet (het kwam niet met sombrero en ik had ook geen onbedwingbare zin in tortillas) maar griep was het zeker. En wat doet een journalist met griep? Juist – ze leest een boek. Alleen kon mijn zwaar door koort gehavende brein even geen Francis Wheen aan, dus koos ik voor Dan Browns laatste: The lost symbol. Op de allereerste pagina, nog voor het verhaal echt aanving, begon de verwarring echter al. “Alle wetenschap in dit boek is echt,” zegt Dan tegen me. Hier kan ik dus niets mee. Ik heb een roman in mijn handen, dus ik reken niet op echt. Maar is die zin nu onderdeel van de roman (en dus fictie) of een soort bijsluiterachtige waarschuwing bij het verhaal (en dus echt)?

TheLostSymbol-DanBrownGelukkig maar dus, dat het boek ging over de meest obscure tak van de psychologie: de noetica. Die lui zijn eerder vertederend dan serieus: op de website van het Institute of Noetic Sciences (dat in ieder geval wel echt bestaat) kun je bijvoorbeeld proberen een cartoonfiguur te healen. The lost symbol was qua niveau niet veel beter. En alzo kon ik vaststellen dat de uitspraak die Dan zo boud deed aan het begin van zijn thriller, tot de fictie behoorde. Want met wetenschap heeft dit niets te maken: de ziel wordt gewogen, gedachten kunnen gebundeld om materie te herscheppen en de plantjes telen wierig onder invloed van de positieve gedachten van heldin Katherine Solomon.

Het fijne daaraan is wel dat ik, eenmaal beter, meteen een leuk debunk-artikel kon optypen over Dan Browns laatste boek (actueel!) en leugentje aan het begin (scherp randje!). Van mij had het daarbij mogen blijven, ware het niet dat het ANP het een aardig idee vond om hier een berichtje over de typen waarin ze verbaasd opmerkten dat er helemaal geen wetenschap staat in de nieuwste Dan Brown. En het ANP stond niet alleen in hun verbazing: nu.nl, de Tubantia*, zelfs radio 1 (wel BNN) verbaasde lekker met ze mee. En ik was ineens het leukje van de dag – zonder het zelf te willen. Ik blijf wel zitten met een wat unheimisch gevoel over de gemiddelde Nederlander: zou die echt denken dat al die positieve energie-gedachten-ziel-weeg-flauwekul echt kon? Nee toch? Gemiddelde Nederlanders worden van harte uitgenodigd om te reageren.

*) De Tubantia? Huh? Ja, inderdaad. Deze tukkers dachten abusievelijk dat ik een psycholoog van hun thuis-universiteit Twente was. Nu heb ik daar wel ooit een graad behaald, maar sindsdien ben ik daar niet meer werkzaam. Mailtjes en telefoontjes om dit misverstand uit de wereld te helpen leveren tot op heden niets op.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

exit-mundiVandaag wil ik het hebben over Maarten Keulemans. Het moet even, want de laatste tijd duikt hij – zonder dat hij het weet, en zonder bewuste acties van zijn of mijn kant – voortdurend op in mijn leven. Eerst las ik een boek van hem (Exit Mundi, uitstekend werk, kan niet wachten op de film). Toen – ik rolde net uit mijn bed, met dit boek op mijn nachtkastje – mailde hij me met een vraag over overspelige statistieken. Ik weet vrij zeker dat ie me niet geloofde toen ik zei dat ik toevallig net zijn boek aan het lezen was (“Heb je weer zo’n slijmjurk…”). Toch was het waar (echt!).

bad science ben goldacreEen tijdje later volgde een tweede toevalligheid. Ik stuurde een mail aan mijn VWN-collega’s waarin ik het boek Bad Science van Ben Goldacre warm aanbeveelde (aanbeval?), waarop Maarten (we kennen elkaar niet, maar ik tutoyeer toch maar, gezien onze warme toevalsrelatie) reageerde met het antwoord dat hij al langer dacht dat Goldacre de nieuwe messias was. Ik kon daar wel mee instemmen. Een paar weken later, alweer zo’n vreemd toeval: Maarten raadt alle collega’s het boek Risk aan, van Dan Gardner. Verplichte kost, noemt hij het. En ik zweer het: twee minuten later belt de postbode aan, met in zijn hand het drie dagen daarvoor door mij bestelde exemplaar van… juist.

Dit wordt haast eng. Dus, sorry Maartrisk dan gardneren, ik maak er een eind aan. En rigoreus ook. Want volgens mijn voortschrijdend inzicht zie je het helemaal fout. Ben Goldacre is maar een soort hulp-messias. Die echte Ene is duidelijk Nick Davies, en wel hierom. Zijn visie op neutraliteit en objectiviteit is zo zuiver, juist en doordacht dat het alleen maar het Ware Woord kan zijn. En zijn boek Flat Earth News is overduidelijk de nieuwe bijbel. Om duidelijk te maken waarom, maak ik even riant gebruik van het citaatrecht:

The great blockbuster myth of modern journalism is objectivity, the idea that a good newspaper or broadcaster simply collects and reproduces the objective truth. It is a classic Flat Earth tale, widely believed and devoid of reality. It has never happened and never will happen because it cannot happen. Reality exists objectively, but any attempt to record the truth about it always and everywhere necessarily involves selection, by using the kind of judgements* that Harry Evans describes. In this sense, all news is artifice. (p 111)

flat earth news* Eerder in het hoofdstuk gaat het over deze oordelen: Judgements have to be made about what’s important. They are moral judgements. (…) These judgements are not optional extras. They are not shameful lapses. They are essential, unavoidable, constant requirements of every journalist on every story – to select this subject and not another, to choose this angle instead of the alternatives, to use this headline, this intro, this language, while rejecting others. (p 111)

Op de volgende pagina vervolgt Davies: Media managers (…) enjoy the comfort of life behind the myth of objectivity. It allows them to pretend that they have a special claim to the truth. In reality, what they generally promote is not objectivity at all. It’s neutrality, which is a very different beast.

Neutrality requires the journalist to become invisible, to refrain deliberalety (under threat of discipline) from expressing the judgements which are essential for journalism. Neutrality requires the packaging of conflicting claims, which is precisely the opposite of truth-telling. If two men go and mow a meadow and one comes back and says ‘The job is done’ and the other comes back and says ‘We never cut a single blade of grass’, neutrality requires the journalist to report a controversy surrounding the state of the meadow, to throw together both men’s claims and shove it out to the world with an implicit sign over the top declaring, ‘We don’t know what’s happening – you decide.’ Traveling under the alias of objectivity, this approach has become respectable. (p 112)

Verderop in het hoofdstuk gaat Davies in op hoor en wederhoor als ‘neutraliteitsinstrument’: ‘Always give both sides of the story’ – this is the safety net rule. It suggests that, if all else fails (…) you bang in some quotes from the other side to ‘balance’ the story. Balance means never having to say your sorry – because you never haven’t said anything. Applied to statements of opinion, this rule is fine. But applied to statements of fact, the rule is the embodiment of neutrality and with the same result, that journalists are encouraged to abandon their primary purpose, of truth-telling. (p 131)

Davies geeft een aantal voorbeelden uit de wetenschapsjournalistiek: Scientists spent two decades warning that the planet was heating up while journalists simply balanced what they were saying with denials from experts and oil companies. It was the same years ago when scientists tried to warn that smoking was linked to lung cancer, and journalist simply balanced their evidence with counterclaims from the tobacco industry. It was the same again in May 2006, when thirteen of the most senior doctors in Britain, including a Nobel Prize-winner and the president of the Academy of Sciences, wrote a public letter calling on the government to stop funding homeopathy and other ‘unproven or disproved treatments’. The journalists immediately reached for a homeopath who denounced the doctors’ letter snappily as ‘medical apartheid’ and the facts were soon buried in balance. The truth? Not our job. (p 131)

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Opvallend weinig vrouwen kiezen voor een carrière in de betawetenschappen of techniek. Waarom? Op die vraag zijn twee antwoorden te bedenken: ofwel meisjes zijn ‘van nature’ ongeschikt voor wiskundige activiteiten, ofwel ergens in hun schoolloopbaan worden ze tegengewerkt in het ontplooien van hun exacte talenten. In het Kennislink-artikel ‘Waar zijn de wiskundevrouwen?‘ beschrijf ik waarom antwoord B de juiste is.

Dat vrouwen ondervertegenwoordigd zijn in de bètawetenschappen lijkt eerder het gevolg te zijn van een keten aan hindernissen dan van een aangeboren gebrek aan talent. Hoewel we natuurlijk niet zeker weten of meisjesbaby’s met minder bèta-aanleg ter wereld komen dan jongetjesbaby’s, is het gebrek aan verschillen in de kleutertijd een aanwijzing dat dit niet zo is.

Op de middelbare school speelt het hardnekkige stereotype dat meiden slechter zijn in wiskunde dan hun mannelijke medescholieren ze parten als ze hun profiel kiezen. Hier gooien veel meisjes een toekomst in de techniek of natuurwetenschappen weg om een vooroordeel, terwijl het gezien het gebrek aan bèta’s een gouden toekomst was geweest. Eenmaal op de universiteit worden vrouwen stelselmatig tegengewerkt, waardoor veel vrouwen – uit keuze of noodgedwongen – afhaken. Het antwoord op de vraag waar de wiskundevrouwen zijn is dan ook even eenduidig als pijnlijk: ze waren er wel, maar ze zijn iets anders gaan doen.

Een paar maanden later werden mijn conclusies bevestigd. Uit een artikel in Science bleek dat emancipatie (of het gebrek daaraan) inderdaad de oorzaak is van het feit dat meisjes minder wiskundetalent laten zien dan jongens. Daar schreef ik natuurlijk ook weer over op Kennislink:

Dat jongens vaak beter zijn in wiskunde dan meisjes, komt niet doordat ze zijn geboren met een beter wiskundebrein. Het verschil hangt samen met de mate van man-vrouwgelijkheid in een land: emancipatie verkleint de wiskundekloof.

Grafiek uit het Science-onderzoek naar wiskunde en emancipatie. De landen zijn gerangschikt naar emancipatiegraad. Links = laag, rechts = hoog

Grafiek uit het Science-onderzoek naar wiskunde en emancipatie. De landen zijn gerangschikt naar emancipatiegraad. Links = laag, rechts = hoog.

In mei 2009 mocht ik op Bessensap in een omgekeerde masterclass aan een stel kritische* wetenschappers komen uitleggen waarom ik het in ‘Waar zijn de wiskundevrouwen?’ niet over hormonale man-vrouwverschillen had gehad. Toen was mijn antwoord: omdat ik vond dat dit punt belangrijk was. Als journalist maak je altijd keuzes – hoewel ik hartstochtelijk geloof in objectief (en dus niet vooringenomen) te werk gaan, moet je op een gegeven moment een invalshoek kiezen, een selectie maken uit alle beschikbare research, je insteek en toon bepalen, etcetera. Daarmee kleur je een stuk. Dat is goed: het is jouw taak als journalist om zulke keuzes te maken. Je bent dus wel objectief, maar niet neutraal.

Nu wil ik daar nog een ander antwoord aan toevoegen. Hormonen werken in de puberteit in de hersenen vooral in op speciale cellen: receptoren. Die receptoren zijn gevoelig voor bijvoorbeeld testosteron of oestrogeen. Als een van die stofjes in de buurt is, reageert de receptor daarop alsof hij wordt begoten met pokon – hij zet aan tot groeien. Nu”ontdekten wetenschappers een tijdje terug dat de hoeveelheid receptoren heel erg wordt beinvloed door… opvoeding (ook hier schreef ik natuurlijk een stukje over). Als je bijvoorbeeld een meisjesrat precies zo grootbrengt als een jongetje, dan groeien er ‘mannelijk weinig’ oestrogeenreceptoren in haar brein. En daarmee hangt de invloed van puberteitshormonen dus voor een belangrijk deel af van – inderdaad – emancipatie.

*) Dat ‘kritisch’ viel trouwens reuze mee. De juryleden waren bijvoorbeeld erg enthousiast over mijn schrijfstijl en vonden het heel fijn dat ik verschillende wetenschappelijke onderzoeken op een rij zetten, als klein literatuuronderzoek. Mooie opsteker, toch weer. Wiep Scheper, nog bedankt!

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Waarom valt de ene meid op mannen en de andere op vrouwen? Word je lesbisch? Of ben je dat bij je geboorte al? En hoe komt dat dan? Volgens de meeste wetenschappers zijn het de hormonen waar je als baby in de baarmoeder aan blootgesteld wordt die het ‘hem’ doen. Maar dat is misschien te simpel gedacht…

Het gebeurt nogal eens dat de scholekstermannetjes zich doodvechten in de strijd om de vrouwtjes. De vrouwtjes zien het niet zitten om alleen achter te blijven en zoeken een vriendin. Samen zorgen ze voor de kuikentjes, die ze krijgen van een vent die ze delen. Ze vrijen met elkaar. En daarmee zijn deze scholeksterdames geen uitzondering. Het dierenrijk zit vol met vrouwen die elkaar prefereren boven een man omdat ze opgroeiden in een situatie waarin dat goed uitkwam. Of gewoon, omdat het toevallig zo liep of omdat het lekker is met een andere vrouw.

Van de scholekster – en de bonobo en de pinguïn en nog zo’n 1500 andere diersoorten – vinden we het heel normaal dat homoseksualiteit ontstaat door een combinatie van aangeboren aanleg (nature) en de omstandigheden (nurture). Bij mensen ligt dat anders. De dominante theorie in de hersenwetenschappen is dat je als homo of lesbienne wordt geboren en dat ‘er geen bewijs is dat de sociale omgeving na de geboorte nog een effect heeft op de ontwikkeling van gender of seksuele oriëntatie’, aldus neurowetenschapper Dick Swaab in een reviewartikel uit 2007.

Lesbisch ter wereld
Volgens deze theorie ontstaat een lesbisch brein al voor de geboorte. In de tweede helft van de zwangerschap wordt een meisjesfoetus blootgesteld aan een hogere dosis androgenen (mannelijke geslachtshormonen) dan gebruikelijk is. Wetenschappers weten niet altijd hoe dat komt. Soms heeft het ongeboren meisje een aandoening genaamd congenital adrenal hyperplasia (CAH), waardoor haar eigen bijnieren buitengewoon veel androgenen aanmaken. Volgens een andere theorie heeft stress bij de moeder er iets – maar niet alles – mee te maken. Hoe het ook komt, die androgenen veranderen iets aan de hersentjes van de foetus. Twee delen van de hypothalamus – schilderachtig ‘INAH-3’ en ‘ SCN gedoopt – hebben niet de grootte die je zou verwachten. De theorie van Swaab en collega’s eindigt hier: onze meisjesfoetus komt lesbsich ter wereld.

Het ‘hersentechnische’ bewijs voor een aangeboren lesbobrein is zwak. Swaab en co richtten zich vrijwel uitsluitend op volwassen mannen. De theorie over hoe een lesbisch brein ontstaat is daarom afgeleid van de theorie hoe een man homoseksueel wordt – er is nauwelijks direct bewijs voorhanden. We kunnen ook niet uitsluiten dat INAH-3 en SCN pas in de loop van de opvoeding ‘homo’ worden.

Toch zijn er wel wat aanwijzingen dat je als lesbienne wordt geboren. Meisjes met CAH zijn bijvoorbeeld vaker lesbisch of biseksueel dan hun leeftijdsgenootjes, ontdekte de Duitse arts Ralph Dittmann en zijn collega’s. Bij gezonde lesbiennes zien we aan de verhouding tussen hun wijs- en ringvinger dat ze voor hun geboorte zijn blootgesteld aan een grotere hoeveelheid androgenen van heterovrouwen. Maar met deze ‘maat’ voor homoseksualiteit is een groot probleem: hij geldt niet voor mannen. Hun ‘vingerverhouding’ was telkens hetzelfde, ongeacht hun seksuele geaardheid. En dat is extra bezwaarlijk, omdat we al zagen dat het hersenonderzoek naar homoseksualiteit juist vrijwel geheel steunt op mannen.

Misschien is er – net als bij de scholeksters en de bonobo’s – meer aan de hand dan dat vrouwen lesbisch worden van een stel mannelijke gebiedjes in hun brein, die daar bovendien bij hun geboorte al zitten?

De rol van opvoeding
Het lijkt erop dat we de opvoeding te vroeg hebben weggeredeneerd, blijkt uit onderzoek van drie Amerikaanse psychologen onder leiding van Joseph Kurian. Normaliter likt een moederrat alleen de genitaliën en anus van haar zonen. Maar als de dochters ook gelikt werden – en dus een ‘jongensopvoeding’ kregen – ontwikkelden ze een mannenbrein, doordat bepaalde genen die anders leiden tot een typisch vrouwelijke hersenontwikkeling niet tot uiting kwamen.

Dit mechanisme, waarbij de opvoeding ingrijpt in welke genen tot uiting komen en welke niet, noemen we epigenetica. Het is één van de manieren waarop nurture zijn stempel drukt op nature. En niet alleen bij ratjes. Onlangs ontdekten wetenschappers onder leiding van Patrick McGowan dat bij mishandelde mensenkinderen een gen dat betrokken is bij iemands reactie op stress ‘uit staat’ en dat je dit kunt terugzien in het brein.

Wat zegt dit nou over het ontstaan van een lesbisch brein? Vooral dat er nog van alles aan je brein kan veranderen terwijl je opgroeit: een meisjesrat kon zelfs nog een mannenbrein krijgen. Stel dat dit bij mensen net zo werkt, dan zou dit betekenen dat opvoeding een veel grotere rol speelt in de ontwikkeling van de hersenen dan veel mensen nu denken. Een lesbisch brein zou dan volgens de principes van de epigenetica best kunnen ontstaan door – in de woorden van Swaab – ‘de sociale omgeving na de geboorte’ en niet exclusief door prenatale hormonen.

Een ‘lesboschakelaar’?
Uit ander onderzoek naar seksuele oriëntatie bij muizen en fruitvliegjes blijkt dat we ons hierbij niet moeten voorstellen dat iemands voorkeur wordt ‘omgeschakeld’ van hetero naar lesbisch of andersom. Waarschijnlijker is het dat deze dieren – en misschien ook mensen – beide soorten ‘bedrading’ in hun hoofd hebben, en dat het afhangt van de opvoeding en de omstandigheden welke bedrading geactiveerd wordt.

Tali Kimchi en collega’s vertellen het in ‘Nature’ alsof ze echt een soort schakelaar omzetten in het brein van hun vrouwtjesmuizen. Voor het experiment gebruiken ze heteromuizen, die ze blootstellen aan feromonen. Dat zet de schakelaar op ‘lesbisch’, oftewel: de dames zijn ineens seksueel geïnteresseerd in andere damesmuizen en proberen ook seks met ze te hebben. De andere bedrading is geactiveerd.

Bij fruitvliegjes gaat het net zo. De onderzoekers onder leiding van David Featherstone wisten de homoseksualiteit van hun vliegjes naar believen aan- en uit te zetten door een ‘homogen’ te manipuleren met een stofje door het vliegeneten. De wetenschappers constateren dat inderdaad zowel de homoseksuele als de heteroseksuele bedrading bij de geboorte aanwezig is. Dat maakt van genen de schakelaars die aan en uit gezet kunnen worden door opvoeding (epigenetica) of de omgeving (feromonen of een stofje in het eten) of – volgens de baarmoedertheorie – door hormonen voor de geboorte.

Nature via Nurture
Of dit bij mensen ook zo werkt, is natuurlijk onzeker. Er is nog geen menselijk ‘homogen’ gevonden dat als schakelaar zou kunnen dienen, en er is ook geen fysiek bewijs van een lesbische/hetero-bedrading. Mensenhersenen zijn ook een stuk complexer dan ratten- en muizenbreinen, om van fruitvliegjes nog maar niet te spreken. Toch biedt dit dieronderzoek interessante aanknopingspunten voor nader onderzoek, omdat mensen wat betreft hun brein en hormonen toch behoorlijk op ratten en muizen lijken. Het onderzoek laat kortom zien hoe het zou kúnnen zijn, en waar we in de toekomst naar moeten zoeken.

En het toont ons nog iets, namelijk dat nurture onderdeel is van onze nature en andersom – net als bij de scholekster. We komen niet als onbeschreven blad ter wereld – kijk maar naar de CAH-meisjes – maar ratten, muizen en fruitvliegen laten ons zien dat het net zo onwaarschijnlijk is dat onze seksuele orientatie en gender bij de geboorte al vastliggen. Biologie staat niet tegenover ervaring, maar werkt ermee samen. Beide zijn belangrijk, geen speelt de hoofdrol. Of, volgens Psycholoog Donald Hebb: ‘Wat draagt meer bij aan de oppervlakte van een rechthoek, de lengte of de breedte?’

Dit artikel verscheen op woensdag, 4 november 2009 op Kennislink

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Van Joost Eerdmans (ooit Tweede Kamer-lid, nu voorzitter van het door hemzelf opgerichte Burgercomité tegen Onrecht) is het beter als vrouwen geen rechter worden, lees ik zojuist in de Volkskrant. De reden? Ze zijn van nature nogal empathisch, en toegeeflijk en barmhartig en dat kunnen we in het strafrecht niet gebruiken. Er moet juist zwaarder gestraft worden, en met al die vrouwelijke softies in de toga lukt dat natuurlijk nooit.

Eerdmans geeft toe geen empirisch bewijs te hebben voor zijn veronderstelling dat vrouwen lichter straffen, maar meent wel de wetenschap aan zijn kant te hebben wanneer hij het over de ‘natuurlijke aard’ van de weledelgeleerde dames heeft. Maar helaas voor Eerdmans: zelfs als het inderdaad zo zou zijn dat vrouwen empathischer zijn dan mannen – wat volgens dit onderzoek twijfelachtig is – dan heeft hij ongelijk. De gemiddelde eigenschappen van een groep zeggen namelijk nagenoeg niks over een individu. En dat geldt zeker in man-vrouwkwesties.

Om Joost dit in te laten zien kijken we eerst naar de manier waarop de eigenschap empathie is verdeeld onder mannen.
curve-m-blog
Je ziet een klokvormige grafiek, die we Bell Curve of normaalverdeling noemen. De horizontale as geeft aan hoe empathisch iemand is. De verticale as staat voor de hoeveelheid mensen. Stel, je zou elke Nederlandse man een vragenlijst geven om vast te stellen hoe invoelend hij is. De meeste mannen zouden dan gemiddeld empathisch zijn en dus ergens rond het midden van de horizontale ‘empathie-as’ scoren. Daarom is de grafiek daar ook het hoogst. Slechts een enkeling is bijzonder empathisch of juist een enorme koude kikker – daarom is de grafiek aan de zijkant het laagst.

Voor vrouwen geldt hetzelfde:
curve-v-blog

Door deze twee grafieken met elkaar te vergelijken, kun je erachter komen wat het man-vrouwverschil in empathie is:
curve-mv-blog
Zoals je ziet zit de vrouwencurve iets verder naar rechts dan de mannencurve. Dat betekent dat vrouwen gemiddeld iets empathischer zijn dan mannen. Maar wat zegt dat nu over de individuele vrouw?

Heel weinig. Zoals je ook kunt zien hierboven, lieve Joost, is de overlap (het paarse gebied) tussen mannen en vrouwen als het gaat om hun empathiescores namelijk veel, veel groter dan het verschil. Dat betekent dat als je bij een willekeurige vrouwelijke rechter in de hersenpan kijkt, de kans enorm is dat ze net zo empathisch is als haar willekeurige mannelijke collega. Op een enkele supervoeler na, bevinden vrouwen zich in hetzelfde empathische spectrum als mannen.

Wil je dus zwaardere straffen?* En zie je invoelende rechters dat niet doen? Dan dien je elke rechter (man en vrouw) een empathietest af te nemen, en iedereen onder een bepaalde grenswaarde af te wijzen voor het ambt. Anders is het ‘gewoon’ discriminatie, beste Joost.

Joost Eerdmans. Vrouw van nature minder geschikt als rechter (De Volkskrant, zaterdag 8 september 2009, Forum, pagina 8). De normaalcurvevoorbeelden zijn geinspireerd op – het verder tamelijk suffe – boek ‘De sekeparadox’ van Susan Pinker.

*) Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt ook dat zwaardere straffen een samenleving niet veiliger maken, maar dat terzijde.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.