Dit is waarschijnlijk niet het beste moment om te bekennen dat ik al heel lang fan ben van Hans Spekman, maar ik doe het toch. Ik houd van zijn slecht passende flodderblousjes, van zijn haar dat altijd zit alsof het de afgelopen twee nachten onder een brug heeft geslapen, en van het feit dat hij zich daar prettig bij voelt. Ik houd ervan dat hij soms zodanig aan de linkerflank van de PvdA zit dat hij er bijna afvalt en zo in de armen van Emile Roemer terechtkomt.
En sinds afgelopen zaterdag houd ik nog meer van hem, omdat hij het lef had om in het AD zeer nadrukkelijk geen medelijden te hebben met mensen die zichzelf vanwege de ingrepen in de zorgpremie arm rekenden met een inkomen van 70.000 euro per jaar. ‘Nivelleren is een feest’, zei hij, en ondanks dat het ganse rechtse electoraat over hem heen viel, nam hij zijn woorden niet terug.
En terecht. Inkomensongelijkheid doet een land geen goed, zo schrijven hoogleraren in de epidemiologie Richard Wilkinson en Kate Pickett in hun boek ‘The spirit level’. Een grote kloof tussen arm en rijk heeft allerlei negatieve gevolgen. In landen waar de inkomensongelijkheid groot is – bijvoorbeeld de Verenigde Staten, Portugal, Groot-Brittannië – is onder meer de levensverwachting korter, het aantal mensen met obesitas hoger en hebben meer mensen psychiatrische problemen.
Naast de gebruikelijke materialistische redenen waarom de armsten in een samenleving het moeilijker hebben – slechte behuizing, minder goede toegang tot zorg, gezond eten is duurder dan junkfood – zijn er ook psychologische redenen die er voor zorgen dat juist de mate van nationale ongelijkheid voor extra narigheid zorgt. Wilkinson en Pickett opperen dat leven ‘aan de onderkant’ stress met zich mee brengt. Mensen zijn door en door sociale dieren, en jezelf vergelijken met de ander zit in onze natuur. Wanneer iemand altijd minder heeft dan die ander – minder kansen, minder inkomen, minder mooie spullen, een minder groot huis – kan dat zorgen voor chronische stress. Niet bij iedereen, natuurlijk, maar de effecten zijn op groepsniveau wel degelijk meetbaar.
Dat arme mensen vaak in onveiliger wijken wonen, doet hier nog een stresstechnisch schepje bovenop: het is moeilijk ontspannen als je altijd op je hoede moet zijn. In Amerikaanse buurten waar veel gewelddoden vallen, overlijden mensen ook op jongere leeftijd aan ziekte. Chronische stress maakt mensen kwetsbaar, en hun gezondheid lijdt daar onder, soms tot de dood erop volgt.
Wie in een land als Nederland in de armste klasse geboren wordt, heeft gemiddeld twintig gezonde levensjaren minder in het vooruitzicht dan iemand uit een rijk, hoogopgeleid nest. In meer egalitaire landen als Noorwegen of Zweden is dat verschil kleiner, in superkloofland de VS aanzienlijk groter: een zwarte man in Harlem, New York heeft minder kans om de 65 te halen dan een man in Bangladesh, melden Wilkinson en Pickett.
Zo bekeken heeft Spekman groot gelijk: nivelleren is inderdaad een feest. Een klein deel van de welvaart verschuiven van de welgestelden naar de lage klassen is voor het welzijn van de armere groep een goed idee. Bovendien: als hun gezondheid opknapt, gebruiken ze minder zorg en kunnen de premies omlaag. En dat is dan weer een feest voor de portemonnee.
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.