dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

In mijn studententijd voltrok zich eens per maand, op vrijdagavond, een scheiding der seksen. Onze normaliter vrij gemêleerde vriendengroep splitste zich in tweeën. De mannen gingen pokeren en ‘zuipen’. De vrouwen gingen ‘kletsen’ onder het genot van een glas wijn. Al met al vond ik het een bevreemdende ervaring – niet in de laatste plaats omdat mijn persoonlijke voorkeur uitging naar het kaarten, maar ik daar vanwege mijn gebrek aan Y-chromosoom niet aan mee mocht doen.

 

Zo leerde ik een nieuw stereotype kennen: mannenvriendschappen zijn anders dan vrouwenvriendschappen. Mannen ondernemen meer en praten minder, en al helemaal niet over halfzacht gedoe als emoties. Dit niet-praten doen ze bij voorkeur in kuddeverband, met voetbal op televisie en koud bier in de koelkast. Vrouwen hoeven niet zo nodig iets te doen. Die willen vooral lekker op de bank met hun beste vriendin delen wat er in hun leven gebeurt en hoe ze zich daarover voelen.

 

Een vergelijkbaar beeld komt naar voren in de vele wetenschappelijk onderzoeken waarin mensen werd gevraagd te vertellen over hun vriendschappen. In 2011 maakte gedragswetenschapper Jeffrey Hall van de Universiteit van Kansas een meta-analyse van alle deugdelijke onderzoeken die tot op dat moment gedaan waren naar vriendschappen van mensen met hetzelfde geslacht: wat verwachten ze? Hoe ziet hun ideale vriendschap eruit? In totaal putte hij uit 37 publicaties, met tezamen bijna 9000 ondervraagden. En inderdaad: vrouwen vonden praten belangrijker dan het delen van hobby’s. De nadruk lag dan ook meer op intimiteit en openheid, terwijl de mannen zaken als status en fysieke fitheid (handig bij het samen sporten) hoger in het vaandel hadden staan.

 

Zulke onderzoeksresultaten roepen een beeld op van gesloten mannen die liever met hun vrienden gaan hardlopen dan praten over hoe verloren ze zich voelen in hun relatie nu er kleine kinderen zijn, en van vrouwen die liever hun ziel en zaligheid in elk detail bij elkaar uitstorten dan samen met hun coolste vriendin op een mountainbike over de Utrechtse heuvelrug crossen.

 

Dat beeld past bij de stereotiepe manier waarop veel mensen over mannen en vrouwen nadenken. Hij is rationeel, gesloten, stoer. Zij is juist emotioneel, sociaal, praatgraag, intuïtief. Mannen van Mars, vrouwen van Venus, dat werk. Veruit de meeste mensen denken desgevraagd dat deze harde tweedeling echt bestaat. Maar daarin vergissen ze zich.

 

In 2005 nam de Amerikaanse psycholoog Janet Sibling Hyde honderden studies naar man-vrouwverschillen samen in een meta-analyse, net als Hall deed met vriendschapsonderzoek. Ze keek naar taal: kletsen vrouwen echt meer dan mannen? En naar gevoel: zijn mannen echt minder emotioneel en minder sociaal? Haar analyse deed een kleine bom ontploffen in psychologieland: mannen en vrouwen bleken lang niet zo verschillend als altijd werd gedacht. Op het gebied van sociaal gedrag, emotionaliteit, hoeveel iemand praat waren de verschillen allemaal klein tot afwezig (sterker nog: volgens de meeste onderzoeken praten mannen iets meer dan vrouwen; die onderzoeken passen alleen zo slecht bij ons stereotiepe man-vrouwbeeld dat ze zelden de krant halen).

 

Om aan te geven wat “klein” betekent binnen psychologie-onderzoek: een tijdje geleden constateerden onderzoekers dat mannen rationeler zijn dan vrouwen. Tot die conclusie kwamen ze nadat ze bij ruim vijfhonderd mensen een vragenlijst hadden afgenomen. Op de vragenlijst stond een rationaliteitsschaal, die liep van één tot vijf. Mannen gaven zichzelf gemiddeld een 4,0. En vrouwen een 3,9. Dat betekent niet dat elke willekeurige vrouw net iets minder rationeel is dan elke willekeurige man. Dat betekent dat je naast vrijwel elke man een vrouw kunt zetten die precies net zo rationeel is als hij. Slechts een handjevol extreem rationele mannen en superintuïtieve vrouwen staan alleen. En zo is het met vrijwel alle vaardigheden en karaktereigenschappen: de overlap tussen de seksen is vele malen groter dan het verschil. Om precies die reden concludeert Hyde dat in de regel mannen en vrouwen psychologisch hetzelfde zijn. Ze erkent wel meteen dat op deze regel een paar uitzonderingen zijn. Zo bleken mannen bijvoorbeeld meer porno te kijken en vaker te masturberen. Maar dat zijn niet direct zaken die binnen de gemiddelde vriendschap erg relevant zijn.

 

Wat wel bijzonder relevant is voor vriendschappen (m/v) is hoe gemakkelijk iemand intiem en openhartig iemand (m/v) met een ander spreekt. Dit was immers ook de kern van het verschil tussen mannenvriendschappen en vrouwenvriendschappen: hij doet, zij deelt. Zij praat, hij onderneemt. Bij haar overheersen de emoties, bij hem de actie. Maar ook op dit gebied heeft Hyde een verrassing voor ons in petto. Er blijkt namelijk op het gebied van intimiteit en openhartig delen slechts een heel klein sekseverschil te zijn. In de publicatie staat het zo omschreven: vrouwen bleken “iets” meer van zichzelf te laten zien dan mannen.

 

Dit is paradoxaal. Hoewel het verschil tussen mannenvriendschappen en vrouwenvriendschappen vooral drijft op een verschil in intimiteit en emotionaliteit, blijken de seksen op beide vlakken eigenlijk veel meer overeen te komen dan te verschillen. Dat voelt contra-intuïtief: als mannen en vrouwen even gevoelig en open zijn, en hier evenveel behoefte aan hebben, waarom zijn die vriendschappen dan zo verschillend?

 

Het antwoord is dat we in gedachten de verschillen tussen vrienden en vriendinnen groter maken dan ze in werkelijkheid zijn. Het idee dat we hebben over mannen vriendschappen en vrouwenvriendschappen, wijkt af van de realiteit. In ons hoofd heeft zich een stereotype genesteld dat we ‘in het echt’ slechts zelden tegenkomen.

 

Dit is in de gedragswetenschappen helemaal geen onbekend verschijnsel. Veel ideeën die we hebben over onze psyche en ons gedrag komen niet helemaal (of helemaal niet) overeen met hoe we in het echt handelen. Het is voor de gemiddelde homo sapiens vrij eenvoudig om het ene te doen, en het andere te denken. Zo kunnen we zonder moeite bezorgd zijn over klimaatverandering, maar bij regen toch de auto pakken om een luttele kilometer verderop de boodschappen te halen. Met vrij veel gemak noemen we gezondheid ons allerbelangrijkste goed, en pakken we bij de lunch toch een broodje kroket. Ook niet moeilijk: denken dat vriendschappen vooral draaien om samen sporten (hij) of veel praten (zij), terwijl in werkelijkheid de vriendinnen vaker met elkaar shoppen dan kletsen en de vrienden aan de bar in de sportschool intieme details over hun leven, werk en relatie met elkaar delen. En bovendien: doen vriendinnen die samen een romantische komedie kijken wel echt iets fundamenteel anders dan vrienden die samen een voetbalwedstrijd kijken?

 

De werkelijkheid is veel minder zwart-wit dan het stereotype. Maar wanneer we, zeg, door een onderzoeker een vragenlijst voorgeschoteld krijgt over vriendschap, verdwijnt een groot deel van die nuance. Bedenk dat Halls meta-analyse en ook de vele andere wetenschappelijke onderzoeken op dit gebied allemaal aan mensen vróégen hoe hun vriendschappen in elkaar zaten. Dat is een hele algemene vraag. En zo’n algemene vraag kun je eigenlijk alleen beantwoorden met een algemeen idee over mannen- en vrouwenvriendschappen. En dat idee wordt sterk beïnvloed door de stereotypen die hierover de ronde doen. Dus denken vrouwen eerder aan kletsen met hun vriendinnen, en schiet mannen gemakkelijker het samen sport kijken te binnen.

 

De reden hiervoor ligt voor een deel in onze jeugd. Het vriendschapsstereotype wordt kinderen in onze cultuur vrijwel letterlijk met de paplepel ingegoten. Toen ik nog een jong meisje was (zo’n dikke twintig jaar geleden), bestond er een bordspel dat ‘Droomtelefoon’ heette. Doel was om samen met je vriendinnen en met behulp van een neptelefoontoestel, jongens over te halen om op je feestje te komen of geheimen uit te wisselen met je vriendinnen. De boodschap: voor meisjes zijn relaties belangrijk. Praten is belangrijk. Intimiteit is belangrijk.

 

Zo’n spel is natuurlijk maar een voorbeeld, maar wel erg typerend. Nog een voorbeeld: sinds februari dit jaar ligt er van Lego een aparte lijn voor meisjes in de winkel. Naast de gebruikelijke stereotiepe zaken – de doosjes zijn niet blauw, maar lila, en in plaats van een ruimteschip of kasteel bouw je nu een schoonheidssalon of puppyhuis – is de naam van deze Legolijn veelzeggend: Lego Friends.

 

Dat past bij de manier waarop we bij kinderen van jongs af aan de scheiding der seksen inzetten. Niet alleen praten ouders al meer tegen hun dochters, benoemen ze meer emoties, en herkennen ze zelfs meer verschillende gemoedstoestanden bij hun dochters dan bij hun zonen. Zodra de kinderen in de leeftijd komen dat ze samen gaan spelen met anderen, wordt er anders gespeeld. Ten eerste worden de meisjes bij de meisjes en de jongens bij de jongens gezet. Meisjesspeelgoed als poppen en barbies nodigt vervolgens uit tot sociaal samenspel, wat nog eens extra aangemoedigd door de aanwezige volwassenen, die bij het eerste teken van competitie roepen: “Wel lief samenspelen, hoor!” (we moeten immers wel allemaal ‘friends’ blijven).

 

Bij jongens wordt enige concurrentie wel toegestaan of zelfs aangemoedigd – de ‘jongenslego’ bevat een niet onaanzienlijke collectie ridders, ninja’s en andere vechtjassen, die door hun eigenaren worden ingezet om eens lekker te nepknokken. Dat vinden we passend: jongens behoren te ravotten en te strijden om wie er het hardst, hoogst en verst kan. Eenmaal op het schoolplein is een jeugdige seksekloof een feit. Aan de ene kant staan de meiden met elkaar te kletsen, en aan de andere kant spelen de jongens voetbal.

 

Wanneer we opgroeien, wordt deze scheiding langzaam minder zwart-wit. Vanaf de puberteit, zo blijkt uit onderzoek, neemt bijvoorbeeld het aantal cross-gendervriendschappen toe. De individuele eigenschappen van vrienden en vriendinnen worden belangrijker dan de vraag wie er wel of geen Y-chromosoom heeft. Maar terwijl ons gedrag nuanceert, nuanceren onze ideeën over hoe vriendschappen eruit behoren te zien niet op hetzelfde tempo mee. Stereotypen zijn hardnekkig.

 

Meestal bijt dat elkaar niet. We gebruiken in ons dagelijks leven immers zelden stereotypen om beslissingen te nemen over wat we met onze vrienden en vriendinnen gaan doen. En dat het wel het wetenschappelijk onderzoek vertekent, is vervelend, maar de gemiddelde burger zal er niet wakker van liggen. Er is echter één situatie waarin de hardnekkigheid van zulke ideeën over mannen- en vrouwenvriendschappen wel in de weg kan gaan zitten. En dat is wanneer we beslissingen nemen op basis van weinig of onzekere informatie.

 

Dat klinkt formeel, maar wat ik daarmee bedoel is het volgende: stel, je plant voor een grote groep mensen een avondje. Het is onmogelijk om precies te weten wat iedereen precies graag zou doen. De een houdt van karten, de ander van films, de derde van samen koken. In zulke situaties bieden stereotypen – veelal onbewust – houvast voor ons handelen. In een informatieleemte geeft het iets om op terug te vallen.

 

Dit bij onzekerheid afgaan op stereotypen is een vrij algemene psychologische reactie. Een prachtig voorbeeld kwam een paar jaar voorbij in het NOS-journaal. Een Afghaans gezin dreigde te worden uitgezet naar het land van herkomst. De buurt had een actie georganiseerd: de familie was geliefd, waardevol voor de samenleving en moest blijven. Een van de buurtbewoners werd gevraagd om een reactie. Daarbij vertelde hij dat hij normaal niets op had met ‘al die buitenlanders’, maar dat deze mensen zijn vrienden waren en dus moesten blijven. Dat klinkt irrationeel, maar is in feite volkomen logisch. Over ‘al die buitenlanders’ had meneer namelijk geen informatie, en moest hij terugvallen op zijn – ietwat racistische – stereotypen. Maar over zijn buurtgenoten wist hij van alles, dus had hij het stereotype niet nodig. (Was er een psycholoog langsgekomen om hem te vragen naar zijn mening over allochtonen, dan was hij ongetwijfeld wat aan de racistische kant van de schaal geëindigd, ondanks zijn buurtactivisme, omdat bij zo’n algemene vraag immers ook het stereotype aangesproken wordt, en niet de situatie).

 

Bij vriendschap werkt het net zo. Natuurlijk is er geen man die zich door het stereotype zal laten weerhouden om – al dan niet na het voetbal – even te blijven hangen en met zijn beste vriend te delen dat hij zo vreselijk verliefd is op Samira van kantoor. En goede vriendinnen laten zich door het ‘samen kletsen’-denkbeeld echt niet weerhouden van een dagje abseilen. Maar wanneer de onzekerheid en twijfel groter is, organiseren de mannen een avond met bier en poker, en de vrouwen een avond met wijn en een goed gesprek. Ook al houdt een aantal mannen helemaal niet van kaarten, en vinden sommige vrouwen dat gekletst niet zo nodig.

 

Het idee dat mannen compleet andere vriendschappen hebben dan vrouwen, is dus een mythe. Evenmin heeft zij hele andere behoeftes binnen een vriendschap dan hij. De man-vrouwverschillen op vriendschapsgebied zijn een idee dat onderdeel is van onze cultuur en van jongs af aan wordt aangeleerd. Het is in feite een verhaal dat we aan elkaar vertellen, over hoe het zit en hoe het hoort. En doordat we het vertellen, wordt het zo nu en dan waarheid. In 1928 zei de Amerikaanse socioloog William Thomas: ‘Wanneer mensen situaties als werkelijk definiëren, hebben die situaties werkelijke gevolgen.’ De enige verschillen in mannen- en vrouwenvriendschappen ontstaan doordat wij gelóven dat ze bestaan. Verder zijn we als vrienden allemaal gelijk.

 

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.