Op de achterflap van Brizendine’s boek ‘De vrouwelijke hersenen: waarom vrouwen anders zijn dan mannen’ lees ik dat ik hier een “baanbrekend boek” in handen heb dat bovendien “wereldwijd opzien baarde en is voorbestemd een klassieker te worden”. Dat is niet niks, en mijn verwachtingen zijn dan ook hooggespannen als ik verder lees. Jammergenoeg vind ik op dezelfde achterflap al de eerste fout. Daar staat namelijk dat een vrouw zo’n 20.000 woorden gebruikt en een man maar 7000. Dat klopt niet: vrouwen praten nauwelijks meer dan mannen.
Ter verdediging van Brizendine voer ik aan dat het hier nieuw onderzoek betreft, dat misschien bij het ter perse gaan van het boek nog niet bekend was. In het voorwoord van Margriet Sitskoorn – ondertussen hoogleraar aan de Universiteit van Tilburg – komt echter een forse en belangrijke onzorgvuldigheid aan het licht. Brizendine heeft namelijk nagelaten om in haar omvangrijke literatuuronderzoek het artikel ‘The gender similarities hypothesis’ van Janet Hyde op te nemen. Ik zal uitleggen waarom dit een kwalijke zaak is.
Er wordt ontzettend veel onderzoek gedaan naar man-vrouw verschillen in de hersenen. Hyde heeft in haar artikel maar liefst 46 metaonderzoeken (die elk dus ook weer veel verschillende onderzoeken bevatten) onder de loep genomen en gekeken naar welke sekseverschillen er nu eigenlijk echt bestaan. Haar antwoord: mannen en vrouwen zijn op bijna alle gebieden gelijk, een paar uitzonderingen als werpafstand en -snelheid (van een bal) en hoe vaak men masturbeert daargelaten. Als Brizendine dus inderdaad wil bewijzen dat “het verschil tussen mannen en vrouwen begint in de hersenen” dan is het dus niet erg netjes van haar om bewijs dat dit verschil er uberhaupt niet is zomaar te negeren.
Maar toegegeven, Brizendine is neuroloog en geen gedragswetenschapper, en misschien kan ze me ervan overtuigen dat er in het brein toch gekke m/v dingetjes aan de hand zijn. Ik word echter voor de derde keer teleurgesteld. Het bewijs dat Brizendine aanvoert voor sekseverschillen is voornamelijk anekdotisch en deze anekdotes lijken zorgvuldig te zijn uitgekozen om haar punt te onderstrepen. Mijn favoriet in dezen is het verhaaltje van een meisje dat in het kader van een sekseneutrale opvoeding een brandweerauto van haar ouders kreeg, maar die in een dekentje wikkelde en begon te knuffelen. Brizendine’s conclusie: zie je wel, meisjes hebben een aangeboren neiging tot zorgen.
Ik besluit dus Brizendine niet langer serieus te nemen als deskundige op het gebied van sekseverschillen. Maar misschien heeft ze nog iets interessants te melden over de invloed van hormonen op het vrouwenbrein: dat is tenslotte als oprichter van de ‘Women’s en teen girl’s mood and hormone clinic’ haar echte specialisatie. Ik ben echter bang dat ze daar zoveel hormonale probleemgevallen ziet dat ze de werkelijkheid uit het oog is verloren. Tenzij je natuurlijk bereid bent om inderdaad te geloven dat vrouwen volkomen instabiele wezens zijn, van de ene op de andere dag een ander mens, want overgeleverd aan de grillen van hun maandelijkse cyclus. Ik heb het boek weggelegd. Maar dat kan natuurlijk ook PMS-chagrijn zijn geweest…
Bestel het boek ‘De vrouwelijke hersenen’ bij bol.com
.
The female brain (Engelstalige website bij het boek)
The gender similarities hypothesis van Janet Hyde (PDF met het hele wetenschappelijke artikel)