dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Vanochtend verblijdde de Volkskrant (katern Economie) mij met een stuk waarin mannelijke topbestuurders advies geven aan vrouwen: wat moeten zij doen of laten voor een plek in het old boys network? Dat was voor mij een tijdje geleden – vier jaar geleden ruilde ik mijn abonnement op de krant van links Nederland onverwijld in voor eentje op het NRC Handelsblad. Aanleiding was een column die ik, gelegen in bed in het appartement dat ik deelde met twee andere communicatiestudenten, op een zaterdagochtend las in de Volkskrant Magazine. Het ging over een bepaald type vrouw, dat ongeveer zo werd omschreven: u kent haar wel, ze heeft communicatiewetenschappen gestudeerd, leest graag de VK Magazine in bed op zaterdagochtend nadat ze lekker heeft gevreeen met haar man en wil graag een tatoeage van een vlinder of een dolfijn. Ik ben onmiddellijk uit bed gesprongen, heb de schetsen voor een vlindertattoo in de prullebak gesodemieterd en mijn abonnement opgezegd. Dit was allemaal veel te confronterend. Voortaan geen zaterdagochtendseks meer voor mij.

Maar sinds januari ben ik min of meer genoodzaakt om toch elke zaterdag een Volkskrant aan te schaffen, en wel hierom. Het Jaar Onze Heer 2010 werd afgetrapt met de eerste aflevering van de gammacanon – je weet wel, het resultaat van alweer een commissie met een lijstjesfetisj. Maar ondanks mijn persoonlijk afkeer van canons besloot ik toch dat dit lijstje een plek verdiende op mijn pagina over hersenen en gedrag op Kennislink. Dat bracht zo zijn eigen uitdaging met zich mee, aangezien de ‘kennis over de gammawetenschappen die elke Nederlander sowieso paraat zou moeten hebben’ slechts verkrijgbaar is tegen betaling van elke zaterdag weer 2 euro en 70 centen, of later, aan het eind, in boekvorm voor enkele tientjes. In het belang van actualiteit besloot ik tot de bijna-drie-euro-optie, en aangezien het zonde is om dan de rest van de krant ongelezen weg te gooien, bevond ik mezelf vanochtend in de situatie dat ik het hoofdartikel van VK Economie tot mij nam.

Aan het woord was Carlijne Vos, een journalist die eerder werkte voor de Telegraaf (en daar bedoel ik verder niks mee). Zij interviewde Job Cohen, Gerrit Zalm en de mij voorheen onbekende topmannen Marc Blom en Feike Sijbesma. De conclusie stond in het groot boven het stuk – klaarblijkelijk houdt links Nederland op zaterdag/zondagochtend niet van verrassingen – “Het old boys network staat open voor vrouwen, mits beide partijen zich in elkaars spelregels verdiepen”. De kop was een quote van Sijbesma: “Vrouwen moeten zichzelf blijven.” Dat was ook de teneur van het stuk – het laatste waar volgens de topmannen behoefte aan was, waren manwijven die zich als kerel gedroegen om zo hun plek bovenin te bevechten. In plaats daarvoor hadden we meer aan echte diversiteit.

Maar…

“Er zijn wel dingen die ze anders kunnen doen.” (Blom).
“Blijf jezelf, maar wees je bewust van je omgeving en hoe die tegen je aankijkt.” (Sijbesma)
“Vrouwen hebben de neiging in het openbaar te benoemen waar ze niet goed in zijn. … Doe dat thuis aan de keukentafel of met je vriendinnnen.” (Cohen)
“Toen ik vrouwen benaderde voor een ministerpost weigerden ze vaker. Om uiteenlopende redenen. De een omdat ze vond dat ze onvoldoende bestuurlijke vaardigheden had, de ander omdat ze met haar man mee wilde naar het buitenland. Dat was echt frappant. Een man zou zoiets nooit doen. Die is bereid zijn priveleven op te geven voor een ministerspost.” (Zalm)
“Vrouwen zijn soms te serieus. Loopt een klus op het werk niet goed af, dan slaan mannen elkaar op de schouders en lachen het weg. Een vrouw is eerder geneigd lessen te trekken uit zo’n slechte ervaring. Op zich beter voor het bedrijf natuurlijk, maar gezellig is het niet als je net wilt ontspannen en een vrouwelijke collega komt aanzetten over leermomenten. Mannen vinden soms wel dat vrouwen de neiging hebben om hun hun ontspanning te misgunnen.” (Blom weer)

Overigens rekent het topmannenkwartet dit de vrouwen niet aan. Het is voor vrouwen immers moeilijk om zich staande te houden tussen al die mannen. Van haantjesgedrag aan mannelijke zijde is echter evenmin sprake: “Dat is een uitstervend ras,” zegt Zalm – en geen ras waar het kwartet zich in herkent. Nee, de reden zit hem hierin (Sijbesma aan het woord): “Natuurlijk zijn er verschillen tussen mannen en vrouwen. Dat werd in de jaren zestig zowat ontkend, in een goedbedoelde poging gelijke rechten en kansen voor vrouwen af te dwingen. Gevolg is dat lange tijd gesuggereerd werd dat vrouwen zich als mannen moesten gedragen. Dat moeten ze wat mij betreft juist niet doen. Wees alsjeblieft jezelf.”

Mijn verwarring is nu compleet. Ik zet de feiten dus even rustig op een rijtje.
1. Vrouwen moeten zichzelf zijn.
2. Het gedrag dat vrouwen vertonen als ze zichzelf zijn, is echter – op zijn zachtst gezegd – voor verbetering vatbaar.
3. Die verbetering zit hem vooral in het feit dat ze zich meer als mannen zouden moeten gedragen.
4. Maar als vrouwen zich als man gedragen is dat onwenselijk, want
5. Vrouwen moeten zichzelf zijn (zie punt 1)

Dit lijkt meer op een eternal loop of horror gestoffeerd in een welwillend ogend rookgordijn dan op goedbedoeld advies over hoe je zonder Y-chromosoom toch het old boys network kunt betreden. Met exact dezelfde quotes had een andere journalist (ik bijvoorbeeld) dan ook een artikel van geheel andere strekking kunnen schrijven. Bijvoorbeeld met als titel: ‘Catch-22: een vrouwelijke vrouw is incompetent, een mannelijke vrouw ongewenst’. Daarboven had bijvoorbeeld gekund: ‘Vrouwen kunnen het maar moeilijk goed doen in de ogen van topmannen – old boys network blijft ontoegankelijk.’

Waarmee ik maar wil aantonen dat de keuzes die een journalist maakt (mijn messias Nick Davies zei het al) van doorslaggevend belang zijn voor een artikel. Geen journalist is ooit objectief – zelfs Carlijne Vos niet, waarvan ik me voorstel (maar dit is speculatie) dat ze zichzelf enige moeite heeft getroost om dit stuk met neutrale hoed op te schrijven, uit angst te verzanden in een feministisch zeikstuk (wat overigens gelukt is, daar niet van). Ook mogelijk: het kwartet topmannen wilde alleen met Vos praten als ze voor publicatie het artikel mochten controleren en zonodig afkeuren – een slechte Nederlandse gewoonte die in te veel gevallen leidt tot onaanvaardbare zelfcensuur of idiote aanpassingen.

Hoe dan ook, feit is wel dat vier topmannen zonder kritische noot te kans krijgen om vrouwen op neerbuigende wijze van advies te voorzien; de woorden “bestraffend toespreken” kwamen zelfs voorbij, als in: Cohen deed dat bij een vrouw die zich onvoldoende mannelijk gedroeg. De hernieuwde relatie tussen mij en de Volkskrant loopt dus na amper twee maanden al zijn eerste deukjes op om redenen van kritiekloosheid. Laten we hopen dat de VK zich herpakt. Carlijne Vos mag zich ondertussen middels een reactie op deze blogpost bij mij melden voor een gratis exemplaar van Nick Davies’ Flat Earth News.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Opvallend weinig vrouwen kiezen voor een carrière in de betawetenschappen of techniek. Waarom? Op die vraag zijn twee antwoorden te bedenken: ofwel meisjes zijn ‘van nature’ ongeschikt voor wiskundige activiteiten, ofwel ergens in hun schoolloopbaan worden ze tegengewerkt in het ontplooien van hun exacte talenten. In het Kennislink-artikel ‘Waar zijn de wiskundevrouwen?‘ beschrijf ik waarom antwoord B de juiste is.

Dat vrouwen ondervertegenwoordigd zijn in de bètawetenschappen lijkt eerder het gevolg te zijn van een keten aan hindernissen dan van een aangeboren gebrek aan talent. Hoewel we natuurlijk niet zeker weten of meisjesbaby’s met minder bèta-aanleg ter wereld komen dan jongetjesbaby’s, is het gebrek aan verschillen in de kleutertijd een aanwijzing dat dit niet zo is.

Op de middelbare school speelt het hardnekkige stereotype dat meiden slechter zijn in wiskunde dan hun mannelijke medescholieren ze parten als ze hun profiel kiezen. Hier gooien veel meisjes een toekomst in de techniek of natuurwetenschappen weg om een vooroordeel, terwijl het gezien het gebrek aan bèta’s een gouden toekomst was geweest. Eenmaal op de universiteit worden vrouwen stelselmatig tegengewerkt, waardoor veel vrouwen – uit keuze of noodgedwongen – afhaken. Het antwoord op de vraag waar de wiskundevrouwen zijn is dan ook even eenduidig als pijnlijk: ze waren er wel, maar ze zijn iets anders gaan doen.

Een paar maanden later werden mijn conclusies bevestigd. Uit een artikel in Science bleek dat emancipatie (of het gebrek daaraan) inderdaad de oorzaak is van het feit dat meisjes minder wiskundetalent laten zien dan jongens. Daar schreef ik natuurlijk ook weer over op Kennislink:

Dat jongens vaak beter zijn in wiskunde dan meisjes, komt niet doordat ze zijn geboren met een beter wiskundebrein. Het verschil hangt samen met de mate van man-vrouwgelijkheid in een land: emancipatie verkleint de wiskundekloof.

Grafiek uit het Science-onderzoek naar wiskunde en emancipatie. De landen zijn gerangschikt naar emancipatiegraad. Links = laag, rechts = hoog

Grafiek uit het Science-onderzoek naar wiskunde en emancipatie. De landen zijn gerangschikt naar emancipatiegraad. Links = laag, rechts = hoog.

In mei 2009 mocht ik op Bessensap in een omgekeerde masterclass aan een stel kritische* wetenschappers komen uitleggen waarom ik het in ‘Waar zijn de wiskundevrouwen?’ niet over hormonale man-vrouwverschillen had gehad. Toen was mijn antwoord: omdat ik vond dat dit punt belangrijk was. Als journalist maak je altijd keuzes – hoewel ik hartstochtelijk geloof in objectief (en dus niet vooringenomen) te werk gaan, moet je op een gegeven moment een invalshoek kiezen, een selectie maken uit alle beschikbare research, je insteek en toon bepalen, etcetera. Daarmee kleur je een stuk. Dat is goed: het is jouw taak als journalist om zulke keuzes te maken. Je bent dus wel objectief, maar niet neutraal.

Nu wil ik daar nog een ander antwoord aan toevoegen. Hormonen werken in de puberteit in de hersenen vooral in op speciale cellen: receptoren. Die receptoren zijn gevoelig voor bijvoorbeeld testosteron of oestrogeen. Als een van die stofjes in de buurt is, reageert de receptor daarop alsof hij wordt begoten met pokon – hij zet aan tot groeien. Nu”ontdekten wetenschappers een tijdje terug dat de hoeveelheid receptoren heel erg wordt beinvloed door… opvoeding (ook hier schreef ik natuurlijk een stukje over). Als je bijvoorbeeld een meisjesrat precies zo grootbrengt als een jongetje, dan groeien er ‘mannelijk weinig’ oestrogeenreceptoren in haar brein. En daarmee hangt de invloed van puberteitshormonen dus voor een belangrijk deel af van – inderdaad – emancipatie.

*) Dat ‘kritisch’ viel trouwens reuze mee. De juryleden waren bijvoorbeeld erg enthousiast over mijn schrijfstijl en vonden het heel fijn dat ik verschillende wetenschappelijke onderzoeken op een rij zetten, als klein literatuuronderzoek. Mooie opsteker, toch weer. Wiep Scheper, nog bedankt!

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Waarom valt de ene meid op mannen en de andere op vrouwen? Word je lesbisch? Of ben je dat bij je geboorte al? En hoe komt dat dan? Volgens de meeste wetenschappers zijn het de hormonen waar je als baby in de baarmoeder aan blootgesteld wordt die het ‘hem’ doen. Maar dat is misschien te simpel gedacht…

Het gebeurt nogal eens dat de scholekstermannetjes zich doodvechten in de strijd om de vrouwtjes. De vrouwtjes zien het niet zitten om alleen achter te blijven en zoeken een vriendin. Samen zorgen ze voor de kuikentjes, die ze krijgen van een vent die ze delen. Ze vrijen met elkaar. En daarmee zijn deze scholeksterdames geen uitzondering. Het dierenrijk zit vol met vrouwen die elkaar prefereren boven een man omdat ze opgroeiden in een situatie waarin dat goed uitkwam. Of gewoon, omdat het toevallig zo liep of omdat het lekker is met een andere vrouw.

Van de scholekster – en de bonobo en de pinguïn en nog zo’n 1500 andere diersoorten – vinden we het heel normaal dat homoseksualiteit ontstaat door een combinatie van aangeboren aanleg (nature) en de omstandigheden (nurture). Bij mensen ligt dat anders. De dominante theorie in de hersenwetenschappen is dat je als homo of lesbienne wordt geboren en dat ‘er geen bewijs is dat de sociale omgeving na de geboorte nog een effect heeft op de ontwikkeling van gender of seksuele oriëntatie’, aldus neurowetenschapper Dick Swaab in een reviewartikel uit 2007.

Lesbisch ter wereld
Volgens deze theorie ontstaat een lesbisch brein al voor de geboorte. In de tweede helft van de zwangerschap wordt een meisjesfoetus blootgesteld aan een hogere dosis androgenen (mannelijke geslachtshormonen) dan gebruikelijk is. Wetenschappers weten niet altijd hoe dat komt. Soms heeft het ongeboren meisje een aandoening genaamd congenital adrenal hyperplasia (CAH), waardoor haar eigen bijnieren buitengewoon veel androgenen aanmaken. Volgens een andere theorie heeft stress bij de moeder er iets – maar niet alles – mee te maken. Hoe het ook komt, die androgenen veranderen iets aan de hersentjes van de foetus. Twee delen van de hypothalamus – schilderachtig ‘INAH-3’ en ‘ SCN gedoopt – hebben niet de grootte die je zou verwachten. De theorie van Swaab en collega’s eindigt hier: onze meisjesfoetus komt lesbsich ter wereld.

Het ‘hersentechnische’ bewijs voor een aangeboren lesbobrein is zwak. Swaab en co richtten zich vrijwel uitsluitend op volwassen mannen. De theorie over hoe een lesbisch brein ontstaat is daarom afgeleid van de theorie hoe een man homoseksueel wordt – er is nauwelijks direct bewijs voorhanden. We kunnen ook niet uitsluiten dat INAH-3 en SCN pas in de loop van de opvoeding ‘homo’ worden.

Toch zijn er wel wat aanwijzingen dat je als lesbienne wordt geboren. Meisjes met CAH zijn bijvoorbeeld vaker lesbisch of biseksueel dan hun leeftijdsgenootjes, ontdekte de Duitse arts Ralph Dittmann en zijn collega’s. Bij gezonde lesbiennes zien we aan de verhouding tussen hun wijs- en ringvinger dat ze voor hun geboorte zijn blootgesteld aan een grotere hoeveelheid androgenen van heterovrouwen. Maar met deze ‘maat’ voor homoseksualiteit is een groot probleem: hij geldt niet voor mannen. Hun ‘vingerverhouding’ was telkens hetzelfde, ongeacht hun seksuele geaardheid. En dat is extra bezwaarlijk, omdat we al zagen dat het hersenonderzoek naar homoseksualiteit juist vrijwel geheel steunt op mannen.

Misschien is er – net als bij de scholeksters en de bonobo’s – meer aan de hand dan dat vrouwen lesbisch worden van een stel mannelijke gebiedjes in hun brein, die daar bovendien bij hun geboorte al zitten?

De rol van opvoeding
Het lijkt erop dat we de opvoeding te vroeg hebben weggeredeneerd, blijkt uit onderzoek van drie Amerikaanse psychologen onder leiding van Joseph Kurian. Normaliter likt een moederrat alleen de genitaliën en anus van haar zonen. Maar als de dochters ook gelikt werden – en dus een ‘jongensopvoeding’ kregen – ontwikkelden ze een mannenbrein, doordat bepaalde genen die anders leiden tot een typisch vrouwelijke hersenontwikkeling niet tot uiting kwamen.

Dit mechanisme, waarbij de opvoeding ingrijpt in welke genen tot uiting komen en welke niet, noemen we epigenetica. Het is één van de manieren waarop nurture zijn stempel drukt op nature. En niet alleen bij ratjes. Onlangs ontdekten wetenschappers onder leiding van Patrick McGowan dat bij mishandelde mensenkinderen een gen dat betrokken is bij iemands reactie op stress ‘uit staat’ en dat je dit kunt terugzien in het brein.

Wat zegt dit nou over het ontstaan van een lesbisch brein? Vooral dat er nog van alles aan je brein kan veranderen terwijl je opgroeit: een meisjesrat kon zelfs nog een mannenbrein krijgen. Stel dat dit bij mensen net zo werkt, dan zou dit betekenen dat opvoeding een veel grotere rol speelt in de ontwikkeling van de hersenen dan veel mensen nu denken. Een lesbisch brein zou dan volgens de principes van de epigenetica best kunnen ontstaan door – in de woorden van Swaab – ‘de sociale omgeving na de geboorte’ en niet exclusief door prenatale hormonen.

Een ‘lesboschakelaar’?
Uit ander onderzoek naar seksuele oriëntatie bij muizen en fruitvliegjes blijkt dat we ons hierbij niet moeten voorstellen dat iemands voorkeur wordt ‘omgeschakeld’ van hetero naar lesbisch of andersom. Waarschijnlijker is het dat deze dieren – en misschien ook mensen – beide soorten ‘bedrading’ in hun hoofd hebben, en dat het afhangt van de opvoeding en de omstandigheden welke bedrading geactiveerd wordt.

Tali Kimchi en collega’s vertellen het in ‘Nature’ alsof ze echt een soort schakelaar omzetten in het brein van hun vrouwtjesmuizen. Voor het experiment gebruiken ze heteromuizen, die ze blootstellen aan feromonen. Dat zet de schakelaar op ‘lesbisch’, oftewel: de dames zijn ineens seksueel geïnteresseerd in andere damesmuizen en proberen ook seks met ze te hebben. De andere bedrading is geactiveerd.

Bij fruitvliegjes gaat het net zo. De onderzoekers onder leiding van David Featherstone wisten de homoseksualiteit van hun vliegjes naar believen aan- en uit te zetten door een ‘homogen’ te manipuleren met een stofje door het vliegeneten. De wetenschappers constateren dat inderdaad zowel de homoseksuele als de heteroseksuele bedrading bij de geboorte aanwezig is. Dat maakt van genen de schakelaars die aan en uit gezet kunnen worden door opvoeding (epigenetica) of de omgeving (feromonen of een stofje in het eten) of – volgens de baarmoedertheorie – door hormonen voor de geboorte.

Nature via Nurture
Of dit bij mensen ook zo werkt, is natuurlijk onzeker. Er is nog geen menselijk ‘homogen’ gevonden dat als schakelaar zou kunnen dienen, en er is ook geen fysiek bewijs van een lesbische/hetero-bedrading. Mensenhersenen zijn ook een stuk complexer dan ratten- en muizenbreinen, om van fruitvliegjes nog maar niet te spreken. Toch biedt dit dieronderzoek interessante aanknopingspunten voor nader onderzoek, omdat mensen wat betreft hun brein en hormonen toch behoorlijk op ratten en muizen lijken. Het onderzoek laat kortom zien hoe het zou kúnnen zijn, en waar we in de toekomst naar moeten zoeken.

En het toont ons nog iets, namelijk dat nurture onderdeel is van onze nature en andersom – net als bij de scholekster. We komen niet als onbeschreven blad ter wereld – kijk maar naar de CAH-meisjes – maar ratten, muizen en fruitvliegen laten ons zien dat het net zo onwaarschijnlijk is dat onze seksuele orientatie en gender bij de geboorte al vastliggen. Biologie staat niet tegenover ervaring, maar werkt ermee samen. Beide zijn belangrijk, geen speelt de hoofdrol. Of, volgens Psycholoog Donald Hebb: ‘Wat draagt meer bij aan de oppervlakte van een rechthoek, de lengte of de breedte?’

Dit artikel verscheen op woensdag, 4 november 2009 op Kennislink

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Van Joost Eerdmans (ooit Tweede Kamer-lid, nu voorzitter van het door hemzelf opgerichte Burgercomité tegen Onrecht) is het beter als vrouwen geen rechter worden, lees ik zojuist in de Volkskrant. De reden? Ze zijn van nature nogal empathisch, en toegeeflijk en barmhartig en dat kunnen we in het strafrecht niet gebruiken. Er moet juist zwaarder gestraft worden, en met al die vrouwelijke softies in de toga lukt dat natuurlijk nooit.

Eerdmans geeft toe geen empirisch bewijs te hebben voor zijn veronderstelling dat vrouwen lichter straffen, maar meent wel de wetenschap aan zijn kant te hebben wanneer hij het over de ‘natuurlijke aard’ van de weledelgeleerde dames heeft. Maar helaas voor Eerdmans: zelfs als het inderdaad zo zou zijn dat vrouwen empathischer zijn dan mannen – wat volgens dit onderzoek twijfelachtig is – dan heeft hij ongelijk. De gemiddelde eigenschappen van een groep zeggen namelijk nagenoeg niks over een individu. En dat geldt zeker in man-vrouwkwesties.

Om Joost dit in te laten zien kijken we eerst naar de manier waarop de eigenschap empathie is verdeeld onder mannen.
curve-m-blog
Je ziet een klokvormige grafiek, die we Bell Curve of normaalverdeling noemen. De horizontale as geeft aan hoe empathisch iemand is. De verticale as staat voor de hoeveelheid mensen. Stel, je zou elke Nederlandse man een vragenlijst geven om vast te stellen hoe invoelend hij is. De meeste mannen zouden dan gemiddeld empathisch zijn en dus ergens rond het midden van de horizontale ‘empathie-as’ scoren. Daarom is de grafiek daar ook het hoogst. Slechts een enkeling is bijzonder empathisch of juist een enorme koude kikker – daarom is de grafiek aan de zijkant het laagst.

Voor vrouwen geldt hetzelfde:
curve-v-blog

Door deze twee grafieken met elkaar te vergelijken, kun je erachter komen wat het man-vrouwverschil in empathie is:
curve-mv-blog
Zoals je ziet zit de vrouwencurve iets verder naar rechts dan de mannencurve. Dat betekent dat vrouwen gemiddeld iets empathischer zijn dan mannen. Maar wat zegt dat nu over de individuele vrouw?

Heel weinig. Zoals je ook kunt zien hierboven, lieve Joost, is de overlap (het paarse gebied) tussen mannen en vrouwen als het gaat om hun empathiescores namelijk veel, veel groter dan het verschil. Dat betekent dat als je bij een willekeurige vrouwelijke rechter in de hersenpan kijkt, de kans enorm is dat ze net zo empathisch is als haar willekeurige mannelijke collega. Op een enkele supervoeler na, bevinden vrouwen zich in hetzelfde empathische spectrum als mannen.

Wil je dus zwaardere straffen?* En zie je invoelende rechters dat niet doen? Dan dien je elke rechter (man en vrouw) een empathietest af te nemen, en iedereen onder een bepaalde grenswaarde af te wijzen voor het ambt. Anders is het ‘gewoon’ discriminatie, beste Joost.

Joost Eerdmans. Vrouw van nature minder geschikt als rechter (De Volkskrant, zaterdag 8 september 2009, Forum, pagina 8). De normaalcurvevoorbeelden zijn geinspireerd op – het verder tamelijk suffe – boek ‘De sekeparadox’ van Susan Pinker.

*) Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt ook dat zwaardere straffen een samenleving niet veiliger maken, maar dat terzijde.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Volgens de Amerikaanse wetenschapper David Rakison van de fruitig klinkende Carnegie Mellon University is angst voor spinnen alleen bij vrouwen een aangeboren aangelegenheid. Dat stelt hij vast nadat hij een tamelijk bescheiden hoeveelheid baby’s (20 stuks) van 11 maanden geleerd heeft bange gezichten met plaatjes van spinnen te associeren – bij de meisjes lukte dat aanzienlijk beter dan bij de jongens.

Om het verschil te verklaren grijpt Rakison in de Britse tabloid de Daily Mail terug op een bekend liedje in de evolutiepsychologie: mannen kunnen hun zaad vrijelijk verspreiden onder vele, vele vrouwen, terwijl die vrouwen juist maar enkele kinderen kunnen baren. U vraagt zich af wat dit in vredesnaam te maken heeft met spinnenfobie? Nou, het was dus – volgens Rakison – voor vrouwen enorm belangrijk dat hun nageslacht niet werd bedreigd door gevaarlijke insecten, bijvoorbeeld tijdens het verzamelen van vruchten.

Om deze theorie te laten werken heeft Rakison (impliciet) nogal wat een boude aannames nodig, te weten:
– Alle trouwe mannen zijn uitgestorven
– Mannen vinden het klaarblijkelijk prima als die kinderen omkomen door spinnenbeten, immers maken ze er gemakkelijk weer nieuwe bij
– In de omgeving waar onze voorouders leefden (Midden/Oost-Afrika) stikt het van de giftige spinnen, die zich bovendien tussen de vruchten en noten ophouden

We lopen deze aannames in omgekeerde volgorde even af. In Afrika wonen inderdaad een aantal giftige spinnen. Vooral voor de button spider is vervelend, maar die komt alleen voor in zuidelijk Afrika. Dan heb je nog de zes-oogige zandspin – erg giftig maar woont in de woestijn, en niet tussen de ananas. De rest van de spinnen is ongeveer net zo gevaarlijk als een gemiddelde wesp.

Dan de mythe van de liefdeloze papa: er is geen enkel bewijs dat oermannen niet van hun kinderen hielden. Integendeel, de enorme liefde die hedendaagse vaders voor hun kroost voelen (inclusief hormonale aanpassingen in lijf en brein als reactie op het krijgen van een baby) is een duidelijke aanwijzing dat de evolutie een biologisch geef-om-je-kind-programma bij elkaar heeft geselecteerd. Bovendien blijkt dat er vele ‘primitieve stammen’ zijn waarin mannen sterk betrokken zijn bij de opvoeding van hun koters en doen deze kerels het net als de onze even goed als verzorger dan mama.

Tot slot vraag ik me af: die mannen, die om de haverklap kinderen verwekken omdat een kwakje nu eenmaal zo geleverd is – met wie hebben ze al die seks? Bij welke (hoogst kieskeurige) vrouw maken ze al die kinderen? Of blijft er elke generatie weer een enorme troep trouwe losers aan de zijlijn staan die nooit lekker vrijen en nooit hun genen doorgeven? En als die losers hun genen niet doorgeven, horen ze dan niet heel snel uit te sterven? En als de losers uitgestorven zijn, en er dus alleen mannen overblijven met wie vrouwen graag seks hebben, waarom bestaan er dan toch nog trouwe softe mannen?

Het antwoord lijkt mij dat de ‘mannen-neuken-in-het-rond-maar-vrouwen-zijn-preuts-en-kieskeurig’-theorie nogal hapert. In plaats daarvan stel ik voor dat we de oertijd eens wat anders gaan bekijken. Bijvoorbeeld zo: man en vrouw werden een stelletje, maken een baby en zorgen daar samen, met hulp van bijvoorbeeld oma of andere stamgenoten. Dat snijdt ook wetenschappelijk wat meer hout. Zo is het best lastig om een vrouw te bevruchten door maar een enkele keer met haar te vrijen, omdat je maar nooit weet wanneer de eitjes rijp zijn. Vaak vrijen met dezelfde vrouw biedt meer kans op een nakomeling dan wild schieten op vele baarmoeders. En tot slot nog een vraag: als mannen evolutionair gezien alleen maar zin hadden in seks met veel verschillende vrouwen, waarom worden ze dan toch verliefd? Wie het weet, mag het zeggen…

Bron: D. Rakison (in press). Does women’s greater fear of snakes and spiders originate in infancy? Evolution and human behavior.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Mannen komen van mars en vrouwen van venus? Niet in deze prachtige fotoserie van Annie van Gemert. Zij legde jongensachtige meisjes en meisjesachtige jongens vast, en laat zo de kijker aan den lijve ondervinden hoe weinig je kunt zeggen van iemands sekse. Hieronder een jongen en een meisje.

Helaas! Annie van Gemert verzocht mij – ondanks haar eerdere toestemming om de foto’s te plaatsen – of ik de foto’s wilde verwijderen, omdat anders een rekening zou volgen. Haar werk is nog wel te zien op haar website.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.