dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Volgens de Amerikaanse wetenschapper David Rakison van de fruitig klinkende Carnegie Mellon University is angst voor spinnen alleen bij vrouwen een aangeboren aangelegenheid. Dat stelt hij vast nadat hij een tamelijk bescheiden hoeveelheid baby’s (20 stuks) van 11 maanden geleerd heeft bange gezichten met plaatjes van spinnen te associeren – bij de meisjes lukte dat aanzienlijk beter dan bij de jongens.

Om het verschil te verklaren grijpt Rakison in de Britse tabloid de Daily Mail terug op een bekend liedje in de evolutiepsychologie: mannen kunnen hun zaad vrijelijk verspreiden onder vele, vele vrouwen, terwijl die vrouwen juist maar enkele kinderen kunnen baren. U vraagt zich af wat dit in vredesnaam te maken heeft met spinnenfobie? Nou, het was dus – volgens Rakison – voor vrouwen enorm belangrijk dat hun nageslacht niet werd bedreigd door gevaarlijke insecten, bijvoorbeeld tijdens het verzamelen van vruchten.

Om deze theorie te laten werken heeft Rakison (impliciet) nogal wat een boude aannames nodig, te weten:
– Alle trouwe mannen zijn uitgestorven
– Mannen vinden het klaarblijkelijk prima als die kinderen omkomen door spinnenbeten, immers maken ze er gemakkelijk weer nieuwe bij
– In de omgeving waar onze voorouders leefden (Midden/Oost-Afrika) stikt het van de giftige spinnen, die zich bovendien tussen de vruchten en noten ophouden

We lopen deze aannames in omgekeerde volgorde even af. In Afrika wonen inderdaad een aantal giftige spinnen. Vooral voor de button spider is vervelend, maar die komt alleen voor in zuidelijk Afrika. Dan heb je nog de zes-oogige zandspin – erg giftig maar woont in de woestijn, en niet tussen de ananas. De rest van de spinnen is ongeveer net zo gevaarlijk als een gemiddelde wesp.

Dan de mythe van de liefdeloze papa: er is geen enkel bewijs dat oermannen niet van hun kinderen hielden. Integendeel, de enorme liefde die hedendaagse vaders voor hun kroost voelen (inclusief hormonale aanpassingen in lijf en brein als reactie op het krijgen van een baby) is een duidelijke aanwijzing dat de evolutie een biologisch geef-om-je-kind-programma bij elkaar heeft geselecteerd. Bovendien blijkt dat er vele ‘primitieve stammen’ zijn waarin mannen sterk betrokken zijn bij de opvoeding van hun koters en doen deze kerels het net als de onze even goed als verzorger dan mama.

Tot slot vraag ik me af: die mannen, die om de haverklap kinderen verwekken omdat een kwakje nu eenmaal zo geleverd is – met wie hebben ze al die seks? Bij welke (hoogst kieskeurige) vrouw maken ze al die kinderen? Of blijft er elke generatie weer een enorme troep trouwe losers aan de zijlijn staan die nooit lekker vrijen en nooit hun genen doorgeven? En als die losers hun genen niet doorgeven, horen ze dan niet heel snel uit te sterven? En als de losers uitgestorven zijn, en er dus alleen mannen overblijven met wie vrouwen graag seks hebben, waarom bestaan er dan toch nog trouwe softe mannen?

Het antwoord lijkt mij dat de ‘mannen-neuken-in-het-rond-maar-vrouwen-zijn-preuts-en-kieskeurig’-theorie nogal hapert. In plaats daarvan stel ik voor dat we de oertijd eens wat anders gaan bekijken. Bijvoorbeeld zo: man en vrouw werden een stelletje, maken een baby en zorgen daar samen, met hulp van bijvoorbeeld oma of andere stamgenoten. Dat snijdt ook wetenschappelijk wat meer hout. Zo is het best lastig om een vrouw te bevruchten door maar een enkele keer met haar te vrijen, omdat je maar nooit weet wanneer de eitjes rijp zijn. Vaak vrijen met dezelfde vrouw biedt meer kans op een nakomeling dan wild schieten op vele baarmoeders. En tot slot nog een vraag: als mannen evolutionair gezien alleen maar zin hadden in seks met veel verschillende vrouwen, waarom worden ze dan toch verliefd? Wie het weet, mag het zeggen…

Bron: D. Rakison (in press). Does women’s greater fear of snakes and spiders originate in infancy? Evolution and human behavior.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Mannen komen van mars en vrouwen van venus? Niet in deze prachtige fotoserie van Annie van Gemert. Zij legde jongensachtige meisjes en meisjesachtige jongens vast, en laat zo de kijker aan den lijve ondervinden hoe weinig je kunt zeggen van iemands sekse. Hieronder een jongen en een meisje.

Helaas! Annie van Gemert verzocht mij – ondanks haar eerdere toestemming om de foto’s te plaatsen – of ik de foto’s wilde verwijderen, omdat anders een rekening zou volgen. Haar werk is nog wel te zien op haar website.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Even een filosofisch tussendoortje. Wat we ‘natuurlijk’ vinden, is cultureel bepaald, schrijft Rob Wijnberg vandaag in nrc.next. “…wat natuurlijk was, was moreel toelaatbaar en werd aangemoedigd; wat onnatuurlijk werd genoemd, was moreel verwerpelijk en werd ontmoedigd en verboden (…) Natuurlijk en onnatuurlijk waren, kortom, culturele begrippen waarmee men elkaar bepaald gedrag aanleerde.”

Een interessante gedachte die volgens mij veel zegt over het nature-nurturedebat. (Ik negeer even dat Wijnberg meent dat deze redenering omstreeks de negentiende eeuw is uitgestorven en dat hij het vooral toepast op de seksuele gewoontes van hedendaagse Japanners)

Het is uiteraard waar dat wat wij natuurlijk vinden, per definitie voorgeschreven wordt door onze cultuur. Alleen is er, als je dit idee toepast op man-vrouwverschillen, iets raars aan de hand. Er bestaat namelijk een enorme behoefte in de wetenschap en populaire psychologie om allerlei culturele fenomenen van het predikaat ‘natuurlijk’ te voorzien. Zo weten we allang dat mannen geen slechtere ouders/verzorgers zijn dan vrouwen – dat vrouwen zorgen en mannen minder is een cultuurverschijnsel – maar toch borrelt steeds weer de haast onbedwingbare neiging op om ‘de natuur’ erbij te halen als oorzaak voor dit verschil.

Het verschil met de negentiende eeuw is dat ‘natuurlijk’ nu zelden meer synoniem is aan ‘door God gemaakt’. Tegenwoodig heulen we immers met Darwin, dus bedoelen we nu ‘gedurende de evolutie ontstaan’. Maar verder zijn de gelijkenissen groot: ook nu geeft het predikaat ‘natuurlijk’ (of zijn tweelingbroer ‘biologisch’) een zekere morele rechtvaardiging aan het bestaan van sekseverschillen.

Ik kwam dat bijvoorbeeld tegen in het boek Sex and cognition van Doreen Kimura. Hoewel ze voor lang niet elk cognitieverschil (m/v) een biologische oorzaak kan vinden – en dat komt niet omdat ze het niet probeert, verzeker ik je – verwerpt ze gepassioneerd het idee dat opvoeding en onderwijs er iets mee te maken hebben. Alsof het een belediging is voor een man-vrouwverschil om uitgemaakt te worden voor ‘cultureel’. Waarom dat zo belangrijk is voor Kimura – en vele anderen – is me dankzij Wijnberg nu duidelijk: door een natuurlijke oorzaak voor sekseverschillen aan te voeren, proberen ze (bewust of onbewust) duidelijk te maken dat dit een goede zaak is. Want het hoort zo.

Rob Wijnberg. Hoe natuurlijk is seksualiteit eigenlijk? (nrc.next, woensdag 26 augustus 2009). Doreen Kimura. Sex and cognition (ISBN 0-262-61164-3)

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Als je in Gapun (Papoea Nieuw-Guinea) zou vertellen dat het een universeel principe is dat vrouwen empathisch en verzorgend zijn, en taal vooral gebruiken om de sociale banden aan de halen, zouden ze lachend van hun kruk rollen. De vrouwen daar voldoen in niets aan dit beeld: ze zijn vloeken met grote regelmaat urenlang en staan bekend als grofgebekt en ongevoelig. Mannen daarentegen, zijn sensitief en sociaal in hun gedrag en taalgebruik. Dit alles is volgens de inwoners van Gapun volstrekt natuurlijk.

mythmarsvenus

Met deze anekdote ontmaskert Deborah Cameron (hoogleraar aan het prestigieuze Oxford University) in één klap de mythe die ons zo bekend is: vrouwen zijn van de emoties en taal, en mannen van het ongevoelige ‘niet lullen maar doen’. In populaire psychologieboeken wordt dit verschil meestal toegedicht aan het leven in de oertijd: aldaar zorgden de vrouwen – al kletsend – in groepen voor de kinderen, terwijl zwijgzame mannen uit jagen gingen.

Dit is kul, toont Cameron overtuigend aan door alle mythes rondom taal te doorprikken: vrouwen praten niet meer dan mannen (eerder andersom), vrouwen hebben het niet vaker over gevoel en ze laten zich niet steeds van hun sociale of onzekere kant zien. Deze vooroordelen bestaan bovendien vooral bij de witte, westere middenklasse. Cameron ziet dit vooral als reactie op culturele verandering – door de vrouwenemancipatie is het leven van deze subgroep nogal opgeschud en dat gaat niet zonder slag of stoot. De evolutiepsychologie voorziet deze tegenreactie vervolgens van een biologisch sausje. Of, in de woorden van Cameron, “het neemt de sociale vooroordelen van vandaag en projecteert die op de prehistorie, daarmee hun status verhogend tot tijdloze waarheden over de mens.”

Deborah Cameron. The myth of Mars and Venus: do men and women really speak different languages? ISBN 978-0-19-921447-1

Meer lezen op Mars & Venus:

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Een zware depressie komt in de hersenen bij mannen en vrouwen op een totaal andere manier tot uiting. Daar kwamen Nijmeegse wetenschappers per ongeluk achter toen ze de breinen van elf mensen die zelfmoord hadden gepleegd. Bij mannen was het stofje Ucn1 de grote boosdoener, terwijl vrouwen te hoge hoeveelheid BDNF in hun hersenen hadden.

Dit verschil is zo markant, dat onderzoeker Eric Roubos en zijn collega’s denken dat een depressie bij vrouwen een hele andere ziekte is dan bij mannen. In ieder geval zouden er voor beide seksen andere antidepressiva moeten worden ontwikkeld, vinden de wetenschappers.

Zowel de ontdekking als de conclusies die de onderzoekers daaraan verbinden passen in een veelbelovende trend naar meer ‘gendergeneeskunde’. Decennialang zijn medicijnen en procedures bijna alleen op mannen getest, voornamelijk omdat vrouwen zo’n ‘lastige’ hormooncyclus hebben. Vorig jaar nog kreeg de Maastrichtse onderzoeker Ineke Klinge subsidie voor een groot Europees onderzoek naar de sekse- en genderdimensie in de geneeskunde.

Bron: Man en vrouw anders depressief (Kennislinkartikel door Elles Lalieu), Depressie bij mannen anders dan bij vrouwen (Radboud Universiteit) en De sekse- en genderdimensie in onderzoek naar ziekte en gezondheid (Research Magazine, Universiteit Maastricht)

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

De Christenunie heeft succes gehad: zowel de Tweede Kamer als minister Klink vinden nu dat meer vrouwen langer borstvoeding moeten geven. Er is zelfs een quotum voor: 40% van de moeders moet hun baby van 6 maanden nog aan de moedermelk hebben. En daarvoor moeten vooral werkgevers in de weer, met kolfruimtes en meer tolerantie voor aftapbezigheden onder werktijd. En hiervoor komt de minister in actie.

Dat is niet alleen onnodig – in de Arbeidstijdenwet (voedingsrecht, art. 4:8) staat namelijk keurig dat een moeder tot 9 maanden na de geboorte van haar kind op haar werk recht heeft op een rustige ruimte om te kolven, en dat zij hiervoor haar werkzaamheden mag onderbreken – maar ook vreemd. Niet alleen staat helemaal niet onomstotelijk vast dat borstvoeding wel beter is dan melk uit de fles, ook spreekt het kabinet zichzelf tegen. Want langer zwangerschapsverlof en meer voeden op het werk – om langer moedermelk in de baby te krijgen – gaan niet samen met Plasterk’s voornemen meer vrouwen meer uur per week aan het werk te krijgen. Bovendien spotten ze met de vrije keuze van vrouwen om zich in meer of mindere mate in dienst te stellen van hun kind. Onafhankelijkheid is nu eenmaal niet hetzelfde met een kolfapparaat onder je arm.

Ik vermoed dat er iets anders aan de hand is. Dat vermoeden bekroop me ook al toen Rouvoet ervoor pleitte dat Nederlandse vrouwen meer kinderen moesten krijgen. De redenering is hetzelfde als bij de borstvoedingskwestie: vrouwen willen het zelf, maar worden door de samenleving niet voldoende in staat gesteld hun eigen wensen na te leven. Dus krijgen ze minder kinderen dan ze hadden gewild, die ze minder lang borstvoeding geven omdat ze aan het werk ‘moesten’.

In Rouvoet’s wereld willen vrouwen dus niets liever dan thuis hun grote kinderschare de borst geven. Althans, daar komt het op neer. Toegegeven, de boodschap zit goed verstopt in politiek correct gepraat over gelijke kansen voor mannen en vrouwen, maar als het puntje bij het paaltje – of de babymond bij de tepel – komt, ziet Rouvoet de Nederlandse vrouw het liefst thuis, als moeder van een groot gezin.

Onder mede-Christenen schaamt hij zich hier ook niet voor. Zo meldt de website katholiekgezin.nl een uitspraak waarin Rouvoet het gezin “een doel in zichzelf” vindt. Het “balanceren tussen verschillende deelprojecten” – zoals moederschap en carriere – maakt die projecten “minder duurzaam” en “Moederschap wordt te veel als een privé-hobby gezien.” Het staat hier wollig, maar eigenlijk zegt hij: moeders die werken zijn slechte moeders. De Christenunie ziet ze klaarblijkelijk liever veranderen in serene, zogende Madonna’s. Gelukkig voor Nederland denken de meeste vrouwen daar anders over.

Bron: Klink gaat borstvoeding promoten (De Volkskrant, 12 april 2008), Rouvoet wil meer baby’s (De Pers, 19 februari 2008) en Rouvoet: “Gezin is een doel in zichzelf” (Katholiekgezin.nl, 13 maart 2008)

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.