dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Afgelopen zaterdag stond er een prachtige vrouw in Trouw. Haar gezicht was bijna volmaakt symmetrisch. Ze had een dikke bos zwart haar en volle lippen. Maar het mooist vond ik haar intense, vastberaden blik. Ze keek als iemand die weet wat ze wil. Dat was vóór de operatie. Een plastisch chirurg zette op haar eigen verzoek het mes in haar perfecte trekken. Haar ogen werden groter gemaakt en haar kaak werd ter versmalling afgevijld. Het resultaat van deze ongetwijfeld pijnlijke procedure stond ook in de krant. Na de ingreep zag de voormalige schoonheid eruit een willekeurig exemplaar van het Asian Airlines-type. Leuk snoetje, volstrekt inwisselbaar.

Maar liefst twintig procent van de Zuid-Koreaanse vrouwen laat haar gezicht op deze manier chirurgisch ‘verbeteren’. Arts Won-jin Park vertelt waarom: “Mensen aan deze kant van de wereld blijven zich modelleren naar de westerse wereldstandaard.” Zo’n westers hoofd vergroot de kans op maatschappelijk succes, en een krachtige kaak of smalle ogen passen er niet bij. Volgens die westerse standaard is een vrouwengezicht namelijk knapper als het meer op een baby lijkt.

Psychologen onderzochten die babyfacevoorkeur door met een computer de foto’s van supermooie vrouwen te vermengen met een steeds groter snufje kindergelaat. Slechts enkele proefpersonen prefereerden een foto die honderd procent vrouw was. Het gros viel vooral voor de meest kinderlijke foto in de set: half vrouw, half kind. De mode-industrie heeft dezelfde voorkeur. Het gezicht van topmodel Kate Moss heeft bijvoorbeeld precies de verhoudingen van een kleuter: kleine neus, spitse kin, grote ogen.

Volgens evolutiepsychologen is deze voorkeur voor een babyface universeel. In de oertijd was het voor mannen – in het kader van zoveel mogelijk nakomelingen maken – van groot belang om de vruchtbaarheid van het prehistorisch vrouwelijk schoon goed in te schatten. ‘Jeugdige’ gelaatstrekken waren daarbij een goede indicator, net als een zandloperfiguur. Evolutiepsychologen berekenden dat wanneer de taille van een vrouw 0,7 keer zo breed is als haar heupen, ze niet alleen mooier lijkt maar ook nog een vruchtbaarheidstechnisch gunstiger hormoonspiegel heeft.

Mannen zouden dus te allen tijde en te allen plaatse een evolutionair ingebakken voorkeur voor de zandlopervrouw met babyhoofd moeten hebben. In de praktijk valt dat tegen. Aardlingen die niet zo beïnvloed zijn door het westen, zoals de Hadza-stam in Tanzania, bleken niets te geven om de colaflesjesvormigheid van vrouwen. En dat is teleurstellingsgewijs maar goed ook, want antropologen ontdekten dat in niet-westerse culturen de lage heup-tailleverhouding van 0,7 nauwelijks voorkomt. In Azië zijn grote ogen bovendien zeldzaam.

Door het westerse lichaamsbeeld eerst het stempel ‘universeel aantrekkelijk’ te geven en vervolgens per modeblad wereldwijd te exporteren, krijgen onder andere Zuid-Koreaanse vrouwen een eenheidsworstig schoonheidsideaal opgedrongen dat ze alleen met semi-vrijwillige chirurgische ingrepen kunnen verkrijgen. Dat is niet alleen een droevige zaak, maar ook een bedreiging van wat werkelijk mooi is. Want zoals Darwin, de held van alle evolutiepsychologen, zei: “Als iedereen in dezelfde vorm werd gegoten, zou er niet zoiets zijn als schoonheid.”

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Het idee m/v’ verscheen in juni 2010. In het boek maak ik gehakt van het ouderwetse idee dat mannen van Mars komen en vrouwen van Venus omdat hij in de oertijd uit jagen ging terwijl zij met de kindekes in een grot zat. In plaats daarvan vertel ik een verhaal over de enorme invloed van culturele stereotypen: niet alleen op mannen en vrouwen, maar ook op de manier waarop we over de seksen denken. Het boek werd uitstekend ontvangen. Er kwam al snel een tweede druk en sinds najaar 2011 is er een midprice editie. Vrij Nederland riep ‘Het idee m/v’ uit tot een van de 20 beste non-fictieboeken van 2010. Dit vonden andere media ervan:

 

“Verplichte kost” – De Volkskrant

“Met illustratieve onderzoeken en kleurrijke omschrijvingen van wetenschappers blaast Ten Broeke droge wetenschap leven in en maakt ze die zelfs spannend. De vlotte en frisse stijl doet denken aan de boeken van filosoof Bas Haring; wetenschap is leuk! (…) vaak heel geestig (…) een aanrader voor vrouwen én mannen.” – Nu.nl (vier sterren)

“Ten Broeke’s kritische blik dwingt je om verder te kijken dan je evolutionaire neus lang is.” – Psychologie Magazine

“(…) vol eye-openers voor de miljoenen mensen die achter de Mars- en Venusprofeten aanlopen.” – Noorderlicht, VPRO

“In de vastgeroeste discussie over evolutie versus opvoeding als verklaring van man-vrouwverschillen, ontwikkelde wetenschapsjournalist Asha ten Broeke (27) een verfrissende ‘derde weg’” – Opzij

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Eigenlijk heb ik gewoon een goede beurt nodig. Dan zou ik ook niet zo’n de behoefte hebben om dwarse columns te schrijven. Dat was althans de conclusie van de reaguurders op de website GeenStijl.nl, alwaar mijn column over Diederik Stapel vorige week van tendentieus, ongefundeerd en nodeloos kwetsend commentaar werd voorzien. Als ik had gedeugd als vrouw, zo begreep ik uit de reacties, was ik wel een lekker wijf geweest in plaats van dikke, lelijke mannenhaatster. In welk geval ik uiteraard de hele dag in een seksueel bevredigende negligé gebruik had staan maken van mijn enige recht: het aanrecht. Nimmer had ik de aanvechting gevoeld om me ergens over uit te spreken.

Van collega’s en vrienden kreeg ik na het GeenStijl-bericht het advies om me voorlopig maar even gedeisd te houden. Reacties en e-mails als “Ik kom naar je huis en ik neuk je zo hard in al je gaten dat je niets meer kunt zeggen al zou je het willen jij oliedom moddervet wijf” moet ik me maar laten welgevallen, uit angst voor meer.

Dat klinkt verstandig, ware het niet dat onze moeders natuurlijk niet die hele tweede feministische golf op poten hebben gezet zodat wij ons kunnen laten bangmaken door een stel misogynisten. Ik ben niet de enige die dat vindt. Anderhalve week geleden sprak een groep Britse vrouwelijke bloggers en journalisten zich in The Observer uit tegen vrouwenhaat op internet. Zoals Laurie Penny van The Guardian, die de aanvallen op haar uiterlijk spuugzat is. Het idee dat een vrouw seksueel aantrekkelijk moet zijn om serieus genomen te worden, wordt al een paar honderd jaar gebruikt om vrouwen te beschimpen en weg te zetten, zegt Penny. Het internet maakt het gewoon gemakkelijker voor de jongen in de eenzame slaapkamer om mee te doen aan dit getreiter.

Dat getreiter neemt vrijwel altijd dezelfde vorm aan, weet Caroline Farrow, een katholieke blogger. Ze krijg elke dag e-mails van mannen die zeggen haar te komen verkrachten. Het risico dat iemand daadwerkelijk langskomt om de daad bij het woord te voegen acht ze klein. Maar, zo stelt feminist en schrijver Susie Orbach terecht: de dreiging met seksueel geweld is in zichzelf gewelddadig, en heeft geen enkel doel dan vrouwen de mond te snoeren.

Hoewel dreigen met verkrachting een uitzondering is, is die mondsnoerneiging niet per se een randverschijnsel. Uit psychologisch onderzoek blijkt dat een kwade vrouw als te emotioneel wordt weggezet, terwijl woede bij mannen als logisch gevolg van de situatie wordt gezien. Sterke vrouwen, zo vindt de gemiddelde proefpersoon, zijn niet aardig genoeg voor een baan, te kattig om een goede manager te zijn, en te uitgesproken om serieus te nemen.

Al deze vooroordelen worden op internet vrijelijk gekoesterd door mannen die de vrouwenemancipatie blijkbaar emotioneel niet aankonden. Wanneer een vrouw zich uitspreekt dient de aandacht dus onmiddellijk verlegd te worden van de inhoud naar het uiterlijk of seksualiteit van de spreekster – GeenStijl, dé pleisterplaats voor emancipatiepaniek, voorop. Zo ontstaat een sfeer waarbinnen “ik kom je neuken” acceptabel wordt. De juiste reactie hierop lijkt me niet een stilzwijgend ondergaan van alle hatelijkheden. Ik laat me niet bangmaken en ik laat me niet de mond snoeren. Basta.

 

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Bekentenis: voor zijn overlijden had ik nog nooit een serieuze gedachte aan Apple-opperhoofd Steve Jobs gewijd. Ik had wel van hem gehoord, maar de memo dat je de producent van witte hoogglans apparaten dient te aanbidden als een soort godheid, had ik even gemist. Mijn verbazing was dan ook groot toen na Jobs vroegtijdig verscheiden mijn voltallige generatie zich spoorslags in diepe iRouw stortte. In De wereld draait door werd een uitzending lang zelfs nergens anders over gepraat. Als slagroom op dat, ehm, toetje besloot men aan de DWDD-tafel ter meerdere eer en glorie van Zijne Appelige Heiligheid een Nederlandse versie van een oude Apple-reclame te maken.

In de originele reclame komt een sliert internationale grootheden als Ghandi, Einstein en Martin Luther King voorbij, terwijl een gelikte voice-over vertelt over de buitenbeentjes en onruststokers, “omdat de mensen die gek genoeg zijn om te denken dat ze de wereld kunnen veranderen, de mensen zijn die het doen.” Daarna verschijnt het Apple-logo in beeld, met daaronder de woorden ‘Think different’. Voor de ‘denk anders’ versie van DWDD mochten kijkers en gasten dwarse, eigenzinnige en geniale Nederlanders nomineren.

Afgelopen vrijdag werd Het Werk voltooid. Zeventien Nederlanders als Karel Appel, Hendrik Lorentz en ook revolutionairen (?) Johan Cruyff en Ramses Shaffy zijn opgenomen in het nieuwe filmpje. Net als in de Apple-reclame onder hen het verpletterende aantal van twee vrouwen: koningin Wilhelmina en Annie M.G. Schmidt. Dat kan niet liggen aan een gebrek aan interessante andersdenkende Y-chromosoomlozen – een greep: Joke Smit, Ayaan Hirsi Ali, Anna Blaman, Sahar, desnoods Heleen van Royen – maar heeft te maken met een van onze grootste culturele onhebbelijkheden: de neiging om vrouwen vreselijk te onderschatten.

Neem trombonist Abbie Conant, die zo’n fantastische blinde auditie deed voor het symfonie-orkest van München dat de dirigent direct alle wachtende auditanten naar huis stuurde. Maar toen hij zag dat ze een vrouw was, sloeg de twijfel toe en eiste hij extra auditierondes. Uiteindelijk kreeg ze de baan, om na een jaar gedegradeerd te worden tot tweede trombonist: “Voor de solotrombone moeten we een man hebben.” Dit soort vooroordelen speelden een rol bij symfonie-orkesten in de hele wereld. Nadat blinde audities standaard werden in het veld, steeg het aandeel vrouwen met meer dan veertig procent.

En niet alleen in de muziekwereld worden vrouwen onderschat. Dezelfde sollicitatiebrief heeft een heel ander effect wanneer er een vrouwennaam op staat, dan wanneer hij door een man ondertekend is, blijkt uit onderzoek. Wat bij hem als eerlijk en competent geldt, vindt men bij haar onzeker en arrogant. In een studie uit nota bene het zeer geëmancipeerde Zweden kregen de allerbeste vrouwelijke biomedici van de sollicitatiecommissie dezelfde beoordeling als de allerslechtste mannen, terwijl er in feite geen verschil was. Als vrouw moet je nog steeds twee keer zo hard werken om half zo goed gevonden te worden.

De ‘denk anders’ filmpjes van Apple en DWDD laten vooral zien dat we ouderwetse denkbeelden maar niet weten af te schudden. Er is heel wat meer nodig dan een touchscreen met een aluminium achterkantje om de wereld te veranderen.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Je bent helemaal niet gek. Je bent een schuurtjesman’, zegt mijn lief ineens. Vanaf de andere kant van de bank wijst hij op een artikel in Psychologie Magazine, waarin staat uitgelegd dat sommige echtgenoten en vaders een stuk beter functioneren in het gezin als ze zich enkele malen per week terugtrekken in garage, tuinhuis of schuur. Er staan enkele treffende foto’s bij van heerschappen die tussen de vakkundig verzamelde zooi op hun gemak zitten te wezen. En hoewel ik geen schuur heb maar een zolder, had ik er zo tussen gepast: omringd door boeken over wetenschap, gezeten op een babypoepgroene relaxfauteuil, even verlost van de half-psychotische kermis die ontstaat wanneer je meer dan één kleuter loslaat in je huis.

Ontsnappen is een behoefte die je niet behoort te hebben als moeder – het schuurtjesmannenartikel rept dan ook met geen woord repte over schuurtjesvrouwen. Toen ik in mijn column over borstvoeding (13/9) schreef dat ik na de geboorte van mijn eerste dochter snakte naar een dagje ongestoord lezen, regende het boze reacties. ‘Als je zo graag tijd voor jezelf wilt, dan had je geen kinderen moeten krijgen. Waarom zwanger worden als je geen goede moeder wilt zijn?’ mailde ene Marga. Een Paulien zei op mijn blog: ‘Laat je kinderen maar hechten aan een leuke knuffel, want een vaste persoon in de omgeving is er toch niet voor ze.’

Paulien gaat er blijkbaar vanuit dat papa bij ons thuis de man is die des zondags het vleesch snijdt. Niets is minder waar. Toch is Pauliens aanname niet zo vreemd. Vaders zijn als verzorgers van het kindeke teer nog steeds hevig uit de mode, begrijp ik uit onderzoek van het blad Happinez. De meerderheid van een groep van 1300 representatieve ouders vindt dat het kind nog steeds vooral een vrouwenzaak is. Moeder hoort ervoor te zorgen dat alles nageslachttechnisch op zijn pootjes terecht komt en ze dient zich dus beslist niet te verstoppen in schuurtjes of op zolder.

Schrijver en onderzoeker Joan Wolf verzet zich in haar boek Is breast best? tegen dit idee, dat zij ’totaal moederschap’ noemt: een soort morele code waarin van mama verwacht wordt dat ze elk aspect van het leven van haar kind optimaliseert. Alles wat niet optimaal is – een autonome moeder, de fles, de crèche, de vader – is mogelijk gevaarlijk. En daarmee onacceptabel, want als het gaat om baby’s en kinderen dient elk risico vermeden te worden. Wee je gebeente als je je kind vijf dagen per week naar de opvang brengt: je riskeert subgoede hechting en gedragsproblemen. Berg je als je geen borstvoeding geeft: je speelt met het iq en de gezondheid van je kind. En zorgvaders aller landen: weet dat je nooit zult kunnen tippen aan de natuurtalenten van de echte moeder.

Er is geen wetenschappelijk bewijs voor de aanname dat mama beter zorgt dan papa. Homo sapiens-vaders zijn juist veel meer dan de gemiddelde diersoort betrokken bij hun kuikentjes. Ze worden door hun hormoonhuishoudig – testosteron omlaag, ‘knuffelhormoon’ omhoog – zelfs ter dege op voorbereid. Vanaf het moment dat het puntje succesvol bij het paaltje is gekomen willen we allemaal (m/v) instinctief het beste voor ons kind. Soms is dat mama, soms is dat papa. Soms is het de fles, soms de borst. En soms is het een schuurtje.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Er zijn wereldwijd meer dan 160 miljoen vrouwen vermist. Dat zijn meer vrouwen dan er in totaal in de VS wonen. Niemand is naar deze vrouwen op zoek: ze zijn namelijk nooit geboren. In landen als China en India worden zoveel meisjesbaby’s geaborteerd dat de sekseratio over de hele wereld scheef is geraakt. In het pasverschenen boek ‘Unnatural selection’ schrijft Mara Hvistendahl hoe het zo is gekomen, en wat de gevolgen zullen zijn.

‘Het verhaal begint in de jaren vijftig’, vertelt Hvistendahl. ‘Voor het eerst waren er goede voorspellingen over de groei van de wereldbevolking voorhanden. En dat leidde in het westen tot de grote angst dat het westen overweldigd zou worden door niet-westerse populaties. Westerse regeringen, private organisaties zoals de Ford Foundation en later de Verenigde Naties waren bereid elke strategie te financieren die het geboortecijfer snel zou doen dalen. Als je kijkt naar de documenten uit die tijd, dan zie je dat er allerlei wilde plannen werden gemaakt. Zo bedacht men een plan om een steriliserend middel over de bevolking van Korea te verspreiden met sproeivliegtuigjes, zodat de mensen geen kinderen konden krijgen totdat de overheid besloot dat ze in aanmerking kwamen voor een medicijn dat effecten van de onvrijwillige sterilisatie weer ophief.’

‘In de jaren zestig werden in bijvoorbeeld India lokale artsen bijgestaan door westerse gezinsplanningsadviseurs’, vertelt ze. Ze vervolgt met zichtbare afschuw: ‘De manier waarop die adviseurs over de plaatselijke bevolking schreven in hun rapporten… Over zoiets basaals het vragen van toestemming om een spiraaltje te plaatsen of een foetus weg te halen, werd met geen woord gerept. De angst was dat het met vrijwillige geboorteperkingsmethoden te lang zou duren om de gevreesde bevolkingsexplosie tegen te gaan.’

Vanaf halverwege de jaren zeventig introduceerden Amerikaanse artsen technologieën voor prenatale geslachtsbepaling – eerst de vruchtwaterpunctie, later echografie – in Azië. Daarmee werd sekseselectie praktisch uitvoerbaar. ‘Wat je veel ziet, is dat ouders bij hun eerste kind nog niet ingrijpen. Maar is dat eerste kind een meisje, en je bent als echtpaar van plan om je kindertal te beperken, dan moet de tweede of derde toch wel een jongetje zijn’, vertelt ze. Wordt een vrouw voor de tweede of derde keer zwanger van een dochter, dan is abortus een moeilijke maar reële optie. Dit zien we ook terug in de cijfers, zegt Hvistendahl. Bij eerstgeborenen is de sekseratio zelfs in landen als India en China nagenoeg normaal, maar voor het tweede en zeker het derde kind ligt die ratio in sommige regio’s wel op 170 jongens per 100 meisjes.

Dat seksisme, zoals Hvistendahl het noemt, komt voor een deel door de vrouwonvriendelijke cultuur. ‘Natuurlijk, als ouders in deze landen net zo lief dochters zouden krijgen als zonen, dan was er niets aan de hand. Maar het is niet alleen een probleem van tradities. De voorkeur voor een jongetje in plaats van een meisje komt op veel meer plekken voor dan het gebruik om meisjesbaby’s te aborteren. Maar in een land waar het geboortecijfer hoog is, gaan ouders die per se een zoon willen gewoon door met kinderen maken totdat ze er eentje hebben. Het is juist wanneer ook aan de drie voorwaarden van toegankelijke abortus, beschikbare geslachtsbepalingstechnologie en geboortebeperking is voldaan, dat sekseselectie optreedt.’

Westerse organisaties zorgden eerst dat er aan die voorwaarden werd voldaan, om daarna aan te sluiten bij de voorkeur voor jongens om abortus voor de ouders aanvaardbaarder te maken, vertelt Hvistendahl. Minder meisjes betekent immers netto ook minder kinderen, dus voor het tegengaan van een bevolkingsexplosie was dit een effectieve strategie. Maar dat ging niet zonder slag of stoot. ‘Het Westen heeft een hoop moeite gestoken in het veranderen van de ideeën rond abortus en moederschap. In veel Aziatische landen is een vrouw waardevol als ze vele kinderen heeft. Dat moest natuurlijk veranderen.’ Uiteindelijke trok de stelling dat een laag kindertal samenhangt met economische voorspoed veel mensen over de streep. Hvistendahl: ‘Dat was het verkooppraatje. Het kostte decennia aan propaganda en miljoenen dollars, maar uiteindelijk lukte het.’

In haar boek beschrijft ze een aantal van de gruwelijker uitwassen die de opgelegde geboortebeperking tot gevolg had. De overheid van Zuid-Korea kreeg van de Amerikaanse regering oude legervoertuigen om te verbouwen tot mobiele klinieken waar mannen en vrouwen ‘vrijwillig’ een sterilisatie of abortus kregen. Een arts in India vertelt dat in zijn ziekenhuis aan het eind van de jaren zeventig meer abortussen plaatsvonden dan geboortes, en dat de geaborteerde foetussen bijna allemaal meisjes waren.

Tegenwoordig hoor je internationale organisaties nauwelijks meer over abortus, vertelt Hvistendahl. En dat terwijl tot 99 procent van de sekseselectie op deze manier plaatsvindt. ‘In rapporten van organisaties als de World Health Organization over de scheve sekseverhouding wordt de rol van abortus gebagatelliseerd. Het is niet alsof ze zeggen dat het fantastisch is dat die meisjesbaby’s worden geaborteerd, maar ze suggereren wel dat het kindermoord voorkomt.’ Hvistendahl zet vraagtekens bij die aanname. ‘Sekseselectieve abortus is veel wijdverbreider dan het vermoorden van meisjesbaby’s ooit is geweest. Een foetus is anders dan kind.’ Feministen en mensenrechtenactivisten maken zich zorgen dat een strijd tegen het aborteren van meisjesbaby’s uitmondt in een strijd tegen abortus in het algemeen. Hvistendahl deelt die mening niet. In een wereld waarin vrouwen onnatuurlijk schaars zijn, zal het recht op abortus de minste van onze zorgen zijn, zegt ze.

Het probleem is namelijk dat wanneer je 160 miljoen vrouwen mist, je ook 160 miljoenen mannen overhoudt, zegt Hvistendahl. Ze noemt hen ‘het surplus aan mannen’ en voorziet problemen. ‘Het is moeilijk om vooruit te kijken, omdat we nog nooit iets op deze schaal hebben gezien: dat 15 procent van de mannen niet kan trouwen omdat er niet genoeg vrouwen zijn. Wat me droevig maakt is dat hierdoor de handel in bruiden al heel gewoon is geworden. Het is onder andere in sommige Vietnamese gemeenschappen normaal om je dochter te verkopen.’ Naast gedwongen huwelijken neemt ook de gedwongen prostitutie toe. En Hvistendahl denkt dat het daar niet bij blijft. Hoewel ze de hypothese dat een mannenoverschot leidt tot oorlog te alarmistisch vindt, vreest ze wel voor een toename in criminaliteit en plaatselijke gewelddadige conflicten. Wat dat voor de instabiele regio’s in de wereld zal betekenen? ‘De tijd zal het leren. Het is verontrustend.’

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.