dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Dit is merkwaardig. De prinses Merida-pop van de Disney cadeauwinkel ziet er heel anders uit dat de pré-adolescente tomboy die we kennen uit de film Brave. Haar vuurrode warhoofdhaar heeft een make-over gehad, en bestaat nu uit soepel vallende kastanjebruine krullen. Haar taille is smaller geworden; zo smal dat de gemiddelde vrouw zo’n resultaat zonder korset niet bereiken zal. Merida’s borsten daarentegen zijn een stuk groter dan in de film. Op zijn minst cup C.

Deze verwulpste versie is de nieuwe Merida. Onlangs maakte Disney bekend dat dit is hoe ze haar plek zal gaan innemen tussen de andere prinsessen waarmee de multinational jaarlijks voor vier miljard dollar aan broodtrommels, dekbedovertrekken, paraplu’s en alle andere denkbare roze gebruiksvoorwerpen verkoopt. Het kwam Disney op inmiddels meer dan 200.000 digitale protesthandtekeningen te staan van mensen die de prinses liever in ongepimpte vorm de wereld zouden zien veroveren. Even leek het erop dat Disney als reactie daarop de originele stoere prinses in ere zouden herstellen. Maar helaas: in de laatste merchandiseronde bleek ze wederom een geseksualiseerde versie van zichzelf. (Disney zegt zelf overigens geen verschil te zien.)

En Merida is niet de enige. De ooit zo zedige smurfin ging voor het Amerikaanse modeblad Harpers Bazaar ‘op de foto’ in kinky kniehoge rode laklaarzen. Bij Playmobil zijn damespoppetjes tegenwoordig voorzien van lippenstift en make-up, en hun boezems zijn minstens twee cupmaten groter dan een generatie geleden. Nieuw in de categorie ‘Barbie en aanverwante artikelen’ zijn de enkel in fashion geïnteresseerde La Dee Da Dolls, speciaal voor kinderen van vijf tot negen, die zo extreem mager zijn dan in de echte wereld hun beentjes en nekjes zouden breken onder het gewicht van hun gigantische waterhoofd.

Zelfs My Little Ponies, altijd al onrealistisch pastelkleurig maar vroeger in ieder geval nog min of meer paardvormig, hebben sinds enige tijd sexy lange benen, en grote, zwaar opgemaakte ogen waarmee ze kleuters zwoel aankijken. Dit alles is onder meer te koop in Intertoys-filialen, die bij de ingang speciaal voor meiden een hoek met make-up en mode-accessoires hebben ingericht, waardoor hun winkel op het eerste oog meer weg heeft van een goedkope modeboetiek dan van een plek waar je eventueel ook een houten treintje zou kunnen komen.

Maar het meest in het oog springt Lego. In de jaren tachtig maakten ze nog een poster met een roodharig sproetenmeisje in een spijkerbroek erop die trots een fantasiebouwwerk van groene, blauwe, gele en witte blokjes naar voren hield. De tekst: ‘What it is, is beautiful’. Wat het nu is, is… anders. In het vroeger zo genderneutrale Lego-schap in de speelgoedwinkel prijken nu lila doosjes met Friends erin, een lijn die Lego eind eind 2011 lanceerde om zes- tot twaalfjarige meisjes aan te spreken. Hier geen ruimteschepen of politiestations, maar een schoonheidssalon en een huis dat je kunt inrichten met leuke accessoires, uitgevoerd in voor Lego’s doen abnormaal veel roze steentjes.

In één van die doosjes woont Olivia. Ze heeft – net als haar vriendinnen – een minirokje aan. Haar gezicht is opgemaakt; roze lipgloss, dikke zwarte wimpers die mascara doen vermoeden. Haar lange haar is keurig gestyled. En onder een strak topje prijken ook hier twee borstjes. Op de bijbehorende website kunnen kinderen een game spelen waarin je Olivia in dezelfde outfit moet hijsen als haar vriendinnen. Doe je dat goed, dan verdien je ‘geld’, waarmee je kleren kunt kopen (aantal likes: 533288). Zelfs een game met dieren erin gaat over uiterlijk: je kunt huisdieren een make-over geven (‘vind ik leuk’ x 263288). Ter vergelijking: de jongenslijnen van Lego gaan bijna allemaal over vechten en actie. ‘De Ninja’s hebben de staf gestolen en gaan ervandoor. Je moet een truck bouwen en de staf terughalen!’

=

Is het eigenlijk niet raar, dat speelgoed voor meisjes van een jaar of vijf, zes tegenwoordig sexy moet zijn, met borstjes, make-up en een pre-occupatie met mode? Nee hoor, vindt Charlie Hemmes van Spinmaster, het bedrijf dat de PR voor La Dee Da Dolls doet. De poppetjes zijn inderdaad broodmager, niet als ongezonde knipoog naar de gewichtstechnisch nogal verziekte modewereld, maar om zich te onderscheiden van de ietsjes normaler geproportioneerde Barbie. Bovendien gaf het bespottelijk grote hoofd lekker veel ruimte voor uitgebreide oogmake-up en een flinke bos haar om te kammen en vlechten. Dat doen meisjes immers graag. Hadden ze zich niet op een andere manier kunnen onderscheiden, bijvoorbeeld door – roep eens iets geks – de poppen voor de verandering eens gewoon mensvormig te maken? Ja, dat had gekund, geeft Hemmes toe. Maar dan waren ze niet ‘fashion’ meer. Dus zijn ze zo.

En ook Judith Weingart, woordvoerder van Playmobil, vindt de sexy dameslook in het meisjesspeelgoedschap heel gewoon. ‘Normale vrouwen hebben van nature borsten, dus waarom zou een Playmobil-vrouw geen borsten hebben?’ mailt ze. Op zich een goed punt, maar het neemt niet weg dat de vorige generatie Playmobil-dames het prima deed zonder buste. Weingart noemt de technische ontwikkelingen de reden van de borstvergroting. Het is nu mogelijk om zonder fikse extra kosten veel verschillend gevormde poppetjes te maken. Vandaar de tietjes. Omdat het kán.

Bij Lego zijn de Friends heel wat minder per ongeluk ontstaan. Al vele jaren is het Deense bedrijf bezig om een groep meisjes aan te spreken die de blokken eerst links lieten liggen. Niet de ‘what it is, is beautiful’-meisjes, maar de meisjesachtige meisjes, die de blokken niet zagen zitten wegens gebrek aan roze glitterigheid. Lego claimt de beste bedoelingen, bij monde van woordvoerder Roar Rude Trangbæk: ‘Traditioneel gezien zijn de gebruikers van Lego jongetjes tussen de vijf en negen. Er zijn ook meisjes die er graag mee spelen, maar niet zoveel. We hadden er belang bij om producten te maken die ook meisjesachtige meisjes aan zouden spreken. Niet alleen vanuit commercieel oogpunt, maar ook omdat we er erg in geloven dat bouwen met blokken goed is voor kinderen. En dat wilden we ook graag aan die meisjes aanbieden.’

Trangbæk geeft toe dat deze verkoopstrategie in het verleden enkele malen spectaculair gefaald heeft. Zo was er een soort Lego waarmee meisjes armbandjes konden maken, of oorbellen. Geen succes. En ook de roze suikertaarten-lijn Belville was binnen twee jaar uit de schappen verdwenen. Er was niets te bouwen, en de algemene consensus was dat de poppetjes een beetje eng waren.

Friends is Lego’s ultieme poging om het nu eens goed te doen. Dus stuurde de flopvrezende Lego antropologen naar gezinnen, om te observeren hoe meisjesachtige meisjes nou eigenlijk echt spelen. Maar liefst 3500 meisjes en moeders werden betrokken bij een miljoenen kostend wereldwijd onderzoek. (Op de vraag waarom er geen vaders meededen, antwoordt Trangbæk dat vooral moeders Lego voor hun kinderen kopen.) Uit deze studie bleek wat de meisjesachtige meisjes willen: met realistische figuurtjes vriendschapssituaties naspelen, en wel op een manier die wat volwassener is dan ze zelf zijn. Daarom hebben de Lego Friends-poppetjes borstjes. Het zijn tieners. En dat is een doorslaand succes. The Guardian meldde dat de halfjaarlijkse winst van het bedrijf na de introductie van Lego Friends steeg van ruim 192 miljoen euro naar 260 miljoen euro. Het huis van Olivia – uiteraard met roze dakpannen – was in 2012 wereldwijd de best verkochte doos.

=

Dat roept weer een nieuwe vraag op. Want waarom willen kleine meisjes eigenlijk zo graag pubertje spelen? En dan ook nog met een schoonheidssalon, make-up en poppetjes met sexy lijfjes? Onderzoekers wijzen naar het ‘growing up fast’-fenomeen: de kindertijd houdt eigenlijk op bij twaalf. Daarna zijn pubers vooral bezig met volwassen zijn. Die norm is behoorlijk dwingend, blijkt uit een Britse studie waarin vierhonderd jonge tieners bevraagd werden. Een meisje van elf beschrijft hoe ze een modeblad las en vanaf dat moment dacht: ja, zo moet ik ook zijn. Dit ‘growing up fast’-proces werkt door op de jongere kinderen. Die houden zich op hun beurt bij voorkeur niet meer bezig met kinderachtigheid als glijbanen en zandbakken, maar met tienerdingen. Op deze manier is mooi en sexy zijn al vroeg een thema in een meisjesleven.

De Amerikaanse vereniging van psychologen, de APA, waarschuwde in 2010 in een rapport dat deze vroege seksualisering tot allerhande problemen kan leiden, zoals een vergroot risico op depressie, eetstoornissen, een verstoord lichaamsbeeld, weinig zelfvertrouwen en riskant seksueel gedrag. En, zoals schrijfster Peggy Orenstein opmerkt in haar boek Cinderella ate my daughter: de fases van ons leven verwateren behoorlijk wanneer meisjes proberen te lijken op volwassen vrouwen, en volwassen vrouwen zoveel mogelijk proberen te lijken op meisjes.

=

Stel dat je hier als ouders of meisje aan wilt ontsnappen: is er een uitwijkmogelijkheid? Judith Weingart mailt trots een aantal voorbeelden van Playmobil waarin de vrouwen iets potigs doen: politie-agent zijn, of piraat. ‘Playmobil is een van de weinige soorten speelgoed die aantrekkelijk zijn voor jongens en meisjes’, meldt ze. De verhouding kleine consumentjes ligt ongeveer op zestig procent jongens, veertig procent meisjes. Desalniettemin kan zelfs Playmobil het niet laten om de seksen hier en daar expliciet de goede kant op te dirigeren. Op hun voorkant van hun doos met een prinsessenkasteel erin staat een foto van twee spelende meisjes in roze truitjes. Het politiebureau is voorzien van een foto van twee stoere jongetjes. Dat we ons niet vergissen.

Ook bij Lego is het glashelder wat de bedoeling (j/m) is. Toen de Lego Friends-lijn anderhalf jaar geleden gelanceerd werd, maakte Jørgen Vig Knudstorp, de CEO van Lego, glashelder wie altijd hun voornaamste klanten waren geweest, en voor wie de Friends bedoeld waren: ‘We willen een hand uitsteken naar de andere vijftig procent van de wereldbevolking.’ Dat past bij hun beleid: al vanaf de jaren negentig richt Lego haar marketing voor de reguliere dozen, waarin de poppetjes in meerderheid nog gewoon geel en vierkantig zijn, exclusief op jongetjes. Vrouwelijke karakters waren in de reguliere dozen nauwelijks te vinden. De Lego Friends dozen flipperden juist de andere kant op: bijna alleen maar meisjespoppetjes.

Het was dit onderscheid waar veel protest op kwam na de introductie van de Friends-lijn. Dat protest werd aangevoerd door de feministische actiegroep Spark. In een online petitie riep ze Lego op om deze genderkloof in hun advertenties en websites te dichten, zodat jongens en meisjes zich allebei zouden thuisvoelen bij zowel de gewone Lego als de Friends-lijn. ‘Meisjes houden ook van creatief zijn en verhalen verzinnen over avonturen en goed en kwaad en dingen die opgeblazen worden. Maar [op deze manier] zullen meisjes snel gaan geloven dat ze liever een stoombad hebben, en kleine plastic tietjes. Geef ons dromen die verder reiken dan winkelcentra en schoonheidssalons!’

Meer dan 60.000 mensen tekenden de petitie. Lego was maar matig onder de indruk. Weliswaar nodigden ze Spark uit voor een gesprek, maar harde toezeggingen over het veranderen van hun marketingsstrategie deden ze niet. Spark stelde vorige maand dan ook teleurgesteld vast dat het ondanks een paar positieve veranderingen – Lego voegde onder andere een karateschool en een vliegtuig toe aan haar Friends-lijn – treurig gesteld staat met de seksegelijkheid in blokjesland. Zo lanceerden de Denen ondanks hun eerdere beloftes meer vrouwelijke poppetjes aan de reguliere lijnen toe te gaan voegen onlangs de nieuwe sets uit de Chima-lijn, met meer dan twintig mannelijke karakters, en één (1) vrouw. In totaal is nog steeds slechts elf procent van alle gewone Lego-figuurtjes vrouw.

=

Ook dat past in een trend. Speelgoed dat gewoon voor beide seksen tegelijk is, bestaat bijna niet meer. Enkele Playmobildozen uitgezonderd, is iets óf voor de jongetjes, óf voor de meisjes. Een recente Hema-folder is wat dat betreft tekenend. Op de ene pagina stond ‘Voor de broertjes’, met een bal, skeelers en een speelwigwam. Dit is blijkbaar allemaal niet voor meisjes geschikt. Ernaast stond een bladzijde ‘Voor de zusjes’, met onder meer een roze theeservies.

Dit is niet altijd zo geweest. Elizabeth Sweet, socioloog aan de Universiteit van Californië in Davis, deed onderzoek naar de genderkloof in speelgoedland en stelt vast dat deze aan het toenemen is. ‘In 1975 werd maar weinig speelgoed expliciet naar gender op de markt gezet, en bijna zeventig procent van alle speelgoedadvertenties liet helemaal geen speciale genderaanduiding zien’, zegt ze. Vaak werden stereotypen zelfs uitgedaagd, en zag je een jongetje speelgoedstrijken, of een meisje als piloot.

Sinds de jaren negentig is dat aan het veranderen, en zie je dat de advertenties weer ruwweg net zo roze-blauw gekleurd worden als in de jaren vijftig. ‘En vandaag de dag is het nog extremer’, aldus Sweet. ‘Het is zelfs ongelooflijk moeilijk geworden om speelgoed te vinden dat niet expliciet of subtiel, door het gebruik van kleur bijvoorbeeld, voor de ene of de andere gender bestemd is.’ In de speelgoedwinkel is het alsof de tweede feministische golf nooit gebeurd is. En omdat speelgoed kinderen belangrijke informatie geeft over hoe de wereld werkt, vreest Sweet oprecht dat een hele generatie hierdoor zal opgroeien met minder gevoel voor gelijkwaardigheid tussen de seksen dan hun ouders.

=

Blijft het daarbij? Is de feministische strijd om speelgoedland voorgoed verloren? Misschien niet. Een nieuwe, aan Spark gelieerde, actiegroep genaamd Brave Girls Campaign heeft op Cuuso.com een voorstel gedaan om aan het reguliere Lego-universum een vrouwelijke astronoom, chemicus en paleontoloog toe te voegen. Cuuso is een website van Lego zelf waar particulieren hun ideeën kunnen neerzetten. Als zo’n idee meer dan 10.000 stemmen krijgt, overwegen ze het in productie te nemen. Het voorstel van de Brave Girls haalde dit afgelopen juni op haar slofjes.

Optimisten zien een soort kerend tij in al deze initiatieven om Lego een geëmancipeerd koekje van eigen deeg te geven. Blijkbaar zijn er vele tienduizenden mensen die hun buik vol hebben van die kloof die er momenteel bestaat tussen jongens- en meisjesland.

Ook Sweet ziet de ergernis over de roze-blauwe speelgoedscheiding groeien. ‘Ik zou graag denken dat we een soort kantelpunt aan het bereiken zijn, nu het genderonderscheid bij kinderspeelgoed zo extreem is.’ Maar verandering zal niet zomaar komen, denkt ze. De strijd tegen de genderkloof in speelgoedland is onderdeel van een groter gevecht voor meer gelijkwaardigheid tussen de seksen. Maar het bestrijden stereotypen over mannen en vrouwen, en jongens en meisjes creëert het een hoop weerstand – zowel van de speelgoedindustrie als van de rest van de samenleving. En, voegt Sweet eraan toe, laten we niet vergeten dat jongere generaties dus zijn opgegroeid met al dit gendergebaseerde speelgoed, en dat ze dit zien als iets natuurlijks. ‘Dus hoewel ik goede hoop heb dat de speelgoedkloof ontmanteld kan worden, denk ik niet dat het gemakkelijk zal gaan.’

Wie toch vandaag aan het ontmantelen wil slaan, kan ondanks de prinsessen-voor-meisjes en politie-voor-jongens misschien toch bij Playmobil slagen. Zij durven het aan de stereotypen wat uit te dagen en hebben in hun collectie, naast vrouwelijke piraten en agenten ook een papa met een kinderwagen, en een vader met een baby en een aankleedkussen. ‘Kinderen kunnen mannen en vrouwen vinden in allerlei verschillende rollen’, zegt Weingart. ‘Ook een vader die de luier verschoont.’

Van Lego is helaas weinig concreets te verwachten. Zij zien het niet als taak om de genderverhoudingen wat uit te dagen, meldt Trangbæk. ‘We zien het niet als onze rol om te zeggen: je moet met dit spelen, of met dat.’ Hun marketingstrategie zal dan ook niet noemenswaardig veranderen. Olivia blijft een meisje met een minirokje, lipgloss en borstjes, en reguliere Lego blijft vooral een jongetjesding. ‘Al is het mooie van Lego is natuurlijk wel dat je alles zelf kunt vormgeven’, zegt Trangbæk. Ter illustratie mailt hij een plaatje van een, toegegeven, bijzonder fraaie raket, geheel gebouwd met Lego Friends-blokjes. ‘En als je een vrouwelijke astronaut wilt, dan neem je gewoon het mannelijke figuurtje en geef je hem meisjeshaar?’

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Meestal leidt het woord ‘voetbalvrouwen’ bij mij niet tot emancipatietechnische vrolijkheid. Maar vorige week wel. Het Nederlands vrouwenelftal speelde namelijk tegen topfavoriet Duitsland, en 770.000 mensen keken er live naar op Nederland 3. Kranten maakten ruimte om over de wedstrijd te berichten – bijna alsof het over mannenvoetbal ging, behalve dan dat het bericht in deze krant kleiner was dan het dubbelverslag van een verder tamelijk oninteressante etappe in de Tour de France. Maar toch: vrouwenvoetbal werd uitgezonden, bekeken en besproken. En de dames speelden nog gelijk ook.

Voorafgaand aan dit duel las ik in de Volkskrant dat voetbal de snelst groeiende sport onder meisjes is. In 1998 waren er iets meer dan zestigduizend speelsters lid van de KNVB, nu bijna 130.000. De reden: sinds er in Nederland een profcompetitie is voor vrouwen, hebben de meiden wat te dromen.    Zoals de 14-jarige voetbalster Aïscha Daniels: ‘Later hoop ik Ajax te halen, of Oranje.’

Dat dromen is belangrijk. Vorig jaar schreef ik op deze plek over hoe er in de Indiase provincie West-Bengalen bij de dorpsraadverkiezingen zetels werden gereserveerd voor vrouwen. Nog afgezien van het feit dat dit helemaal niet leidde tot de vaak gevreesde vloedgolf van incompetente excuustruzen – integendeel – bleek dat het vrouwenquotum een extra positief effect had op Indiase meisjes. Hun ambities groeiden; ze gingen langer naar school, en besteedden minder tijd aan het huishouden. Er was iets te bereiken voor ze, nu ze niet meer tegengehouden konden worden door een glazen plafond.

Het nadeel van vrolijke dromen is dat de wereld soms zo ruw lijkt als je wakker wordt. Zoals afgelopen donderdag, toen ik tijdens het kijken van Nederland-Duitsland even keek wat er op de sociale media zoal werd gezegd over de wedstrijd. Veel was het niet, en van de mensen die het er wel over hadden, spraken de meesten niet over het spel van de oranje leeuwinnen. Wel hierover: ‘Heerlijk, lekkere wijven op het voetbalveld’. En: ‘Ruilen die vrouwen ook van shirt na de wedstrijd?’ Iemand  gaf elf redenen om naar de wedstrijd te kijken, waarvan er tien foto’s waren van speelster Anouk Hoogendijk, veelal in lingerie, of terwijl ze schaarsgekleed zat te zweten. Dat ze ook kan voetballen was pas reden elf.

Het uiterlijk van een sportvrouw doet er meer toe dan haar prestaties. En wee de vrouw die wel succesvol is maar niet beeldschoon, zo bleek uit een verzameling twitterberichten op de blog Public Shaming. Ze gingen over Marion Bartoli, en waren verstuurd op het moment dat zij glorieus Wimbledon stond te winnen van de langbenige blondine Sabine Lisicki. Een bloemlezing: ‘Iemand die zo lelijk is als Bartoli verdient het niet om te winnen.’ ‘Marion Bartoli is een vette lelijke stinkende kleine slet.’ ‘Bartoli jij dik lesbisch uitziend stuk stront, laat Lisicki winnen godverdomme.’ En dit zijn niet drie spelden in de digitale hooiberg. Er waren honderden van dit soort tweets. Zelfs de BBC-commentator merkte op dat Bartoli niet moeders mooiste was. Waarop zij antwoordde dat ze nooit had gedroomd van een carrière als supermodel. Maar wel over het winnen van Wimbledon.

Dat is een dapper van Bartoli, want we leven in tijden waarin meisjes van jongs af aan wordt ingeprent dat hun uiterlijk is wat telt. In Vrij Nederland schreef ik over de trend dat meisjesspeelgoed tegenwoordig sexy moet zijn. Lego-poppetjes voor meisjes van zes jaar hebben borstjes. Van roze blokjes kun je een schoonheidssalon bouwen. My little ponies hebben sexy lange benen en opgemaakte ogen. Speelgoedwinkels hebben een meisjeshoek vol make-up.

Geen voetbal is er te bekennen. Maar wat hoop ik dat de al die KNVB-meiden toch blijven dromen van eer en glorie bij Ajax en Oranje.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Er zijn mensen die medelijden hebben met Heleen Mees. Die geld willen inzamelen om haar borgsom te betalen, zodat ze de gevangenis kan verlaten waar het New Yorkse OM haar in heeft gestopt op verdenking van stalking en seksuele intimidatie. Opzij-hoofdredacteur Margriet van der Linden sprak op twitter van ‘poor Heleen’.

Het heeft natuurlijk ook iets tragisch. Zo heb je een gepassioneerde affaire met topeconoom Willem Buiter, en zo ben je de afgewezen geliefde. En niet alleen dat: je bent onmachtig om je gierende vurigheid een halt toe te roepen, en de hele wereld is er getuige van.

Die wereld bestaat bovendien niet enkel uit medelijdende toeschouwers. Er is ook leedvermaak. Mensen die ervan genieten een sterke vrouw te zien vallen. Die Mees wegzetten als een gestoord wijf, waar geen zinnig man ooit zijn jongeheer in had moeten hangen. Of als hoer, zoals Jan Dijkgraaf, die op zijn blog stelde dat ze de negentien jaar oudere econoom neukte omdat hij haar kon helpen promoveren.

Hoer, gek, slachtoffer. Alledrie typeringen die duidelijk maken dat deze zaak boven alles draait om gender.

Bij wijze van experiment heb ik gisteren geprobeerd de berichtgeving rondom Mees met andere ogen te lezen. Alsof het niet over Heleen ging, maar over Henk. Henk Mees, invloedrijk Nederlander in New York, ex-minnaar van de prominente wetenschapper en gezinshebbende Wanda Buiter. Nadat zij de relatie verbrak kon Henk haar niet loslaten. Daarbij overschreed hij elke denkbare hartzeergrens. Meer dan duizend mails stuurde hij haar, met subtiele doodswensen (afbeeldingen van dode vogeltjes), minder subtiele doodswensen (‘Ik hoop dat je vliegtuig neerstort’) en seksuele intimidatie (foto’s waarop Henk zich aftrekt). Maar daar stopt Henk niet. Hij benadert Wanda’s gezin, richt zich tot haar man en zelfs haar kinderen. Zij vraagt hem te stoppen, maar hij laat zich nu door niets en niemand meer tegenhouden. Pas als het OM ingrijpt heeft Wanda eindelijk rust.

Zou Van der Linden over ‘arme Henk’ hebben getwitterd? Zou Dijkgraaf hebben geconcludeerd dat Henk met Wanda vree om er een academische titel te verkrijgen?

Ik denk het niet. Want Henk Mees was één van de zovelen geweest. Stalking is nogal een mannenmisdaad. Van de daders is tachtig tot negentig procent vent. Dus is Henk geen uitzondering. Alweer een man die seksueel intimideert. Alweer een man die niet weet wat het woord ‘nee’ betekent. Alweer een man die een vrouw te stuipen op het lijf jaagt. Zoals schrijver Margareth Atwood zei: ‘Mannen zijn bang dat vrouwen ze zullen uitlachen. Vrouwen zijn bang dat mannen ze zullen vermoorden.’

Die uitspraak legt meteen de ironie van de zaak Heleen Mees bloot. Aan de ene kant wordt ze verdacht van een misdrijf waaraan vooral mannen zich schuldig maken. Ergens is dat heel geëmancipeerd van haar: ze liet zich door haar gebrek aan Y-chromosoom niet tegenhouden om seksueel te intimideren. Hiermee is ze onderdeel van een trend: er komen steeds meer vrouwelijke zedendelinquenten.

Aan de andere kant laten de reacties zien dat de samenleving nog lang niet klaar is voor vrouwen die op dezelfde manier over de schreef gaan als mannen. Het idee dat de vrouw bij een zedendelict vrijwel altijd het slachtoffer is zit heel erg diep. De mensen die daar niet aan willen, geven maar weinig alternatieve lezingen ten beste, die nog bijzonder stereotiep zijn ook: ze is een hoer, of een gek.

En dat terwijl de conclusie eigenlijk zo voor de hand ligt: vrouwen zijn net mannen. Ten goede, maar ook ten kwade. En zo maakte Heleen Mees, zelfs terwijl ze de wet overschreed, toch nog een feministisch punt.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Op Facebook staat een foto van een jong meisje. Haar gezicht is blauw en opgezwollen, en haar wangen zijn nat van de tranen. Boven de foto staat: ‘Ik raakte dit meisje met mijn vrachtwagen en ik stapte uit en gaf haar een karatetrap, toen pakte ik haar bij haar strot. Ik klom op mijn wagen en gooide haar met mijn hand om haar nek op de grond. Ze kreeg wat ze verdiende.’ Ernaast staat een advertentie. Wie nu een alles-in-1-pakket neemt bij KPN krijgt zes maanden gratis interactieve televisie.

Facebook staat vol met dit soort foto’s. Een bewusteloze vrouw, met eronder ‘Geen antwoord betekent niet per se nee’. Een vrouw die vastgebonden en gekneveld is: ‘Het is geen verkrachting. Als ze echt niet wilde had ze iets kunnen zeggen.’ Een vrouw die in een onnatuurlijke hoek onderaan de trap ligt: ‘Volgende keer niet zwanger worden.’

Deze foto’s die geweld tegen vrouwen verheerlijken zijn al vaker in opspraak geweest. En telkens wanneer zo’n beeld in het nieuws kwam, haalde Facebook de steen des aanstoots braaf weg. Maar de afgelopen dagen bleek dat dit incidentenmanagement is, geen beleid. Wanneer gewone gebruikers via de website aangeven dat beelden haat of geweld tegen vrouwen bevatten, reageert Facebook onaangedaan: ‘We hebben de foto bekeken, maar vastgesteld dat het Facebooks regels niet schendt.’ Volgens Facebook valt beeld als het huilende lensgemepte meisje onder humor. Ter vergelijk: foto’s van borstvoedende vrouwen zijn wel tegen de regels en worden subiet verwijderd.

Vorige week begon onder de vlag van Women, Action, & the Media een offensief om Facebook te raken waar het pijn doet: bij de adverteerders. De gedachte: welk weldenkend merk wil nu met zijn logo naast foto’s van in elkaar geslagen of verkrachte vrouwen staan? Vrouwen en mannen over de hele wereld stuurden tienduizenden tweets en duizenden e-mails naar multinationals als Dove, Unilever en Vistaprint, met screenshots van hun merk naast zo’n gruwelijke foto, en het verzoek hun advertenties van Facebook terug te trekken. De meeste weigerden.

Ook Nederlandse bedrijven staan op deze manier op Facebook, ontdekte ik afgelopen vrijdag. Een vrolijk potje Nutella prijkt naast een vrouw met een blauw oog, en de tekst ‘Ze kan maar beter zeggen dat ze van de trap is gevallen, als ze weet wat goed voor haar is.’ Het Oranjefonds zoekt maatjes naast een foto van een mishandelde vrouw: ‘Huiselijk geweld. Omdat je het haar soms meer dan eens moet zeggen.’ Ook Simyo, Peugeot, Yves Rocher, Maggi, Bonprix en Lexa kunnen hun advertenties terugvinden naast de verheerlijking van geweld tegen vrouwen. KPN reageerde al via twitter dat klachten hierover niet naar de adverteerder moeten maar naar degenen die dit soort dingen plaatsen.

Maar die zieke lieden die dit plaatsen zijn niet het grootste probleem. Het grootste probleem is dat Facebook en adverteerders door alleen incidenten aan te pakken en verder beleidsmatig weg te kijken vrouwenhaat en het aanmoedigen van huiselijk geweld en verkrachting salonfähig maken. Dat een foto van een kind met ‘Nee betekent ja en ja betekent anaal’ normaal wordt wanneer Facebook het humor noemt en ernaast staat hoe je met dank aan Maggi gezellig een luxe weekendje weg kunt winnen. En dat mag toch werkelijk niet gebeuren.

Naschrift: de nacht nadat deze column verscheen, maakte Facebook bekend dat ze hun regels ten aanzien van het verheerlijken van verkrachting en ander geweld tegen vrouwen serieus gaan aanscherpen.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

In 1963 publiceerde Betty Friedan haar boek ‘The feminine mystique’. Friedan schreef over de onvrede die vrouwen voelden wanneer ze enkel leefden voor hun man, hun huishouden en hun kinderen. Samen met ‘De tweede sekse’ van Simone de Beauvoir gaf dit boek de aanzet tot de tweede feministische golf. Vijftig jaar later is het tijd voor een terugblik. Wat is er sindsdien veranderd, en vooral: wat is hetzelfde gebleven?

‘Het probleem is dat ik altijd de moeder van de kinderen ben, of de echtgenote van mijn man, en nooit mezelf’. Dat vertelt één van de vrouwen die Betty Friedan interviewde voor haar boek ‘The feminine mystique’. Het is 1963, en de eerste feministische golf is niet meer dan een vage herinnering. Meisjes gaan niet naar de hogeschool of universiteit om hun geest te verrijken met kennis of om het fundament voor een carrière te leggen, ze gaan erheen om een man te vinden. Trouwen is het hoofddoel, het liefst zo jong mogelijk, want de angst om een oude vrijster te worden is enorm. De helft van de Amerikaanse vrouwen is gehuwd tegen de tijd dat ze twintig is. Een stationwagon vol kinderen is het ideaal, dus deze jonge bruiden baren de ene baby na de andere. Buitenshuis werken doen ze niet. Ze zijn van beroep huisvrouw.

In tijdschriften en op televisie wordt het leven van de voorstedelijke huisvrouw neergezet als een idylle. Alsof het voor de immer contente vrouw diep vervullend is om te leven voor haar huishouden, haar echtgenoot en haar kinderen. Maar onder de oppervlakte schuurt er iets. ‘Een honger die voedsel niet kan stillen’, noemt Friedan het. Veel vrouwen hebben een niet erkende maar diepe behoefte aan een eigen identiteit, aan een leven waarin ze zichzelf kunnen ontplooien en los van hun gezin en huishouden iemand kunnen zijn. Een volwaardig individu, net als hun man. ‘Ik voel gewoon niet dat ik leef’, zegt een vrouw over haar huisvrouwenbestaan. ‘Ik wil meer dan mijn man en mijn kinderen en mijn huis.’ Het was een behoefte waar zelden hardop over werd gesproken, want deze gevoelens behoorden vrouwen niet te hebben. ‘Wat voor vrouw was ze als ze niet die mysterieuze voldoening voelde na het in de was zetten van de vloer?’ vat Friedan de tijdsgeest samen.

Ondertussen zijn we vijftig jaar verder. De wereld van nu is een andere dan die van Friedans vrouwen. Een tweede feministische golf heeft plaatsgevonden, waarin vrouwen een herverdeling van huishoudelijk werk eisten, en serieuze, gelijkwaardige toegang tot hoger onderwijs en de arbeidsmarkt. Meiden gaan niet langer naar de universiteit om een eega te vinden. Cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) laten zien dat hedendaagse vrouwen over het algemeen rond hun dertigste trouwen en hun eerste kind krijgen als ze 29,4 jaar zijn. En dat is allerminst het begin van een stationwagon vol nageslacht: de gemiddelde vrouw baart 1,76 zoons en dochters. Ruim zestig procent van de vrouwen heeft een baan (tegen driekwart van de mannen). Slechts twintig procent van de moeders van kleine kinderen werkt niet of nauwelijks. Huisvrouwen zijn een stuk zeldzamer dan in 1963.

=

Deze cijfers verhullen echter wat er sinds ‘The feminine mystique’ hetzelfde is gebleven. Is Friedans droom dat vrouwen hun intellectuele vleugels uit zouden slaan en zichzelf en hun geestelijke vermogens ongehinderd zouden ontwikkelen wel uitgekomen? De helft van de vrouwen is financieel niet onafhankelijk; ze teren, in de woorden van minister Jet Bussemaker, op de zak van hun man. Slechts een kwart van de vrouwen werkt voltijds; bij mannen is dat 81 procent. Voor moeders van jonge kinderen ligt dat aandeel nog lager: maar tien procent werkt vijf dagen. Dat vertaalt zich in de tijdsbesteding. Het CBS meldt in 2010 dat 87 procent van de vaders hun tijd hoofdzakelijk besteden aan hun baan, terwijl 70 procent van de moeders aangeeft het grootste deel van hun tijd te steken in de zorg voor het gezin en het huishouden. De meesten moeders hebben dan ook zo’n kleine baan dat een serieuze carrière-opbouw er niet in zit. Sociologe Mariëlle Cloïn en politicologe Marjon Schols constateerden dat ze in 1980 een kleine zes uur per week buitenshuis werkten, en in 2005 bijna zeventien uur. Het is een flinke toename, jazeker, maar ook weer geen reuzenstap.

De oorzaak is wellicht dat er net onder de oppervlakte in de afgelopen vijftig jaar niet zoveel veranderd is als je op het eerste gezicht zou denken. Zo schrijft Friedan dat het lastig is voor jonge vrouwen om vooruit te komen op de arbeidsmarkt vanwege ‘subtiele discriminatie van vrouwen, om nog maar niet te spreken over de sekseverschil in loon’. Daarmee stipt ze twee nog immer actuele punten aan: eerder dit jaar meldde het CBS dat vrouwen, gecorrigeerd voor ervaring, opleiding, leeftijd en functie, vijftien procent minder verdienen dan mannen. Gedragswetenschappelijk onderzoek toont aan dat subtiele discriminatie nog steeds aan de orde van de dag is. In een Zweedse studie solliciteerden mannelijke en vrouwelijke wetenschappers op een plek als postdoc aan een universiteit. Afgaande op hun vakbladpublicaties – een alom geaccepteerde objectieve maat voor competentie in de academische wereld – waren beide seksen even geschikt. Maar de commissie dacht daar anders over: zij beoordeelden de vrouwen consequent als minder goed. De beste vrouw, qua publicaties, werd even kundig geacht als de slechtste man.

Vergelijkbare resultaten zijn gevonden in onderzoeken waarin aan hooggeplaatsten in het bedrijfsleven en op universiteiten nepsollicatiebrieven werden gestuurd. Was zo’n brief ondertekend met ‘James’, dan waren ze positief over de kandidaat. Was exact dezelfde brief ondertekend met ‘Jenna’, dan was het enthousiasme ver te zoeken. De reden zit hem volgens de gedragswetenschappers in onbewuste vooroordelen en stereotypen: een vrouw die hetzelfde kan en doet als een man wordt gezien als onvrouwelijk, als een bitch. En een vrouw die niet hetzelfde kan en doet als een man is simpelweg niet geschikt voor de werkvloer, laat staan voor een leidinggevende functie. Het resultaat van deze subtiele discriminatie wordt het duidelijkst zichtbaar in de top van organisaties. Zo is slechts 14,8 procent van de hoogleraren vrouw. En bij de vijfhonderd grootste bedrijven in Nederland bestaan de Raden van Bestuur en de Raden van Commissarissen respectievelijk voor een magere 4,3 en 9,0 procent uit vrouwen. Van de volstrekt gelijkwaardige toegang tot de arbeidsmarkt die de tweede golf feministen zo vurig wensten is vooralsnog dan ook geen sprake.

=

Het idee van vrouwelijkheid dat ten grondslag ligt aan de stereotypen, vooroordelen en subtiele discriminatie werd in de tijd van Friedan gevoed door door het gedachtegoed van Sigmund Freud. De jaren vijftig waren hoogtijdagen voor de psychoanalyse, en Freuds ideeën hadden gezag binnen en buiten de spreekkamer van de psychiater. Hoe hij over vrouwen dacht blijkt duidelijk uit een brief die hij in 1883 aan John Stuart Mill schreef, naar aanleiding van de eerste feministische golf: ‘De Natuur heeft beslist dat de lotsbestemming van de vrouw ligt in schoonheid, charme en lieftalligheid. Wet en gewoonte kunnen vrouwen veel geven dat aan haar onthouden is, maar de positie van de vrouw zal zeker blijven wat het is: in haar jeugd een aanbiddelijke lieverd, en in haar volwassen jaren een geliefde echtgenote.’

Vrouwen die meer uit het leven wilden halen, leden volgens Freuds volgelingen aan penisnijd: de schok die volgt wanneer een jong meisje voor het eerst ontdekt dat zij een essentieel onderdeel, namelijk een piemel, mist. Deze mentale klap is zo groot dat de vrouwelijke geestelijke vermogens, aldus Freud, nooit helemaal tot ontwikkeling komen. Pas als de vrouw een zoon baart, en zo eindelijk de beschikking krijgt over een penis, kan de wonde ietwat geheeld worden. Maar helemaal goed komt het nooit; volgens Freud blijft een vrouw haar hele leven een homme manqué, een man waar iets aan ontbreekt. Geschikt als huisvrouw en moeder, maar verder… nee.

Dit idee van de vrouw als homme manqué resoneert ook vandaag de dag nog in de psychologie en in de samenleving, zij het zachtjes. Het grootste verschil met vroeger is dat de dominante theorie van nu stelt dat vrouwen niet alleen een penis missen, maar ook een zekere hoeveelheid testosteron. In de megabestseller ‘Wij zijn ons brein’ legt neurobioloog Dick Swaab uit hoe dat zit: ‘Tussen de zesde en twaalfde zwangerschapsweek ontwikkelen de geslachtsorganen van het kind zich in manlijke of vrouwelijke richting door de aan- of afwezigheid van testosteron. Vervolgens differentiëren de hersenen zich in manlijke of vrouwelijke richting in de tweede helft van de zwangerschap, doordat het jongetje dan een piek van testosteron produceert en het meisje niet.’ De al dan niet optredende testosteronpiek heeft volgens Swaab een duidelijke functie: zo wordt het brein reeds voor de geboorte op de juiste manier geprogrammeerd ‘om ons op onze latere rol in de maatschappij voor te bereiden, zoals op het moederschap bij het meisje, en op vechten en meer technische taken bij het jongetje.’

En Swaabs boek is beslist niet de enige bron van deze nieuwe ‘mystique’. De immens populaire boeken ‘Mannen komen van Mars, vrouwen van Venus’ of ‘Waarom mannen niet luisteren en vrouwen niet kunnen kaartlezen’ baseren zich op dezelfde grondslag: het ontbreekt vrouwen voor en na hun geboorte aan testosteron, en alzo is de natuur, net als bij Freud, nog steeds de lotsbestemming van de vrouw. Anatomie ist Schicksal. Hoe weinig er is veranderd blijkt tevens uit deze alinea, uit het ook al zeer goed verkopende boek ‘De vrouwelijke hersenen’ van psychiater Louann Brizendine: ‘Meisjes, typisch niet door testosteron gevoed maar door oestrogeen beheerst, zijn volop bezig met het in stand houden van harmonische relaties. Vanaf hun vroegste ogenblikken leven ze het meest op hun gemak en het gelukkigst in het rijk van vredige persoonlijke contacten.’ Brizendines boek komt uit 2006, maar het had net zo goed 1963 kunnen zijn.

=

Hoe komt het toch dat vrouwen zich toen – en nu nog steeds – zo’n nauw beeld van de vrouw laten verkopen? Een beeld waarin vrouwelijkheid vrijwel uitsluitend wordt gedefinieerd aan de hand van relaties en moederschap? Vijftig jaar geleden zocht Friedan het antwoord in de media: het waren de vrouwenbladen die het geluk van de door luiers, strijk en was innerlijk diep vervulde huismoeder met enthousiasme etaleerden. Vrouwelijkheid werd alom vormgegeven en opgehemeld in artikelen als: ‘Vrouwelijkheid begint thuis’, ‘Artsen praten over borstvoeding’ en ‘Koken is voor mij poëzie’. ‘Niemand leek zich te herinneren dat men ooit dacht dat vrouwen de capaciteiten en visie hadden van staatslieden, dichters en natuurkundigen’, schrijft Friedan. En: ‘Afgaande op de vrouwenbladen van nu lijkt het erop dat de concrete details van het vrouwenleven interessanter zijn dan hun gedachten, hun ideeën, hun dromen.’ Evenmin repten de vrouwenbladen over de grote issues van die tijd: geen woord over Fidel Castro’s revolutie op Cuba, of de enorme sprongen in de bemande ruimtevaart, of de emancipatie van zwarte Amerikanen. In plaats daarvan schreven damesbladen in de jaren vijftig en zestig over mode, cosmetica, schoonheid, afslanken, interieur, psychologie, gezondheid, bekende mensen, kinderen en relaties.

Friedan nomineert de advertentiemarkt als grote aanjager van dit nogal beperkte tijdschriftelijke vrouwbeeld. De huismoeder is een enorme potentiële afzetmarkt, maakt ze op uit marketingrapporten en gesprekken met reclamemannen. De toegewijde huisvrouw heeft een brede reeks producten nodig om zichzelf mooi te maken, om het huishouden te runnen, om de kinderen groot te brengen, om haar man te behagen. En, voegt Friedan er nuchter aan toe: ‘Iemand heeft uitgevogeld dat vrouwen meer dingen willen kopen als ze in de onderbenutte, naamloze-hunkering en energie-te-over toestand van het huisvrouw-zijn verkeren.’

In 2013 is er in de damesbladen nagenoeg niets veranderd: noch aan de advertenties, noch aan de inhoud. Wie de vier vrouwenbladen met de hoogste oplage (Margriet, Libelle, LINDA., en Telegraafs Vrouw) doorbladert, ziet vooral onderwerpen voorbij komen die er ook in 1963 zo in hadden kunnen staan. De Margriet legt haar lezers uit hoe ze zelf lampenkappen kunnen verven met de nieuwe dip dye-techniek: ‘Met de modekleur groen is het helemáál mooi een dipje doen!’ De LINDA. meldt dat op modegebied felgekleurde broeken helemaal hip zijn: ‘We knallen de zomer tegemoet in een kleurige spijkerbroek.’ In Vrouw krijgen vier vrouwen van de kapper een nieuwe zomerblonde coupe: ‘Ik ben dolblij dat ik weer een blondje ben’. En in de Libelle concludeert een columniste op zwangerschapsverlof tevreden: ‘Laat mij maar lekker een Heerlijk Huisvrouwtje zijn.’ Het meest substantiële artikel is een stuk in de Libelle over pesten op het werk; een serieus probleem, en het erkent tenminste dat de meeste vrouwen tegenwoordig een baan hebben. Van actuele zaken als de economische crisis, de oorlog in Syrië, klimaatverandering of vergrijzing ontbreekt echter ieder spoor.

=

Bladerend door de vrouwenbladen is het bijna alsof de tweede feministische golf nooit heeft plaatsgehad. Een vrouw is nog steeds in de eerste plaats vrouw, en pas in de tweede plaats mens. Natuurlijk, de toegang tot de arbeidsmarkt en het onderwijs is grondig verbeterd. Veel meer vrouwen werken. Maar de notie van vrouwelijkheid is nog nagenoeg hetzelfde als toen Betty Friedan ‘The feminine mystique’ schreef: zacht, teder, mooi. Een moeder, een echtgenote, een huisvrouw.

In 1963 tekende Friedan het verhaal op van een veelbelovende studente, die op het punt stond carrière te maken in het kankeronderzoek: ‘Ik hield van het werk, maar ik miste zoveel dingen. Ik realiseerde me dat ik niet zo serieus moest zijn. Ik zou naar huis gaan en in een warenhuis werken totdat ik ging trouwen.’ Zo’n verhaal zul je nu niet snel meer horen. De kankeronderzoekster zou nu typisch gezien eerst trouwen en dan, zwanger van haar eerste kind, na wat keukentafeloverleg met haar man besluiten dat ze in deeltijd zou gaan werken. ‘Want anders mis ik zoveel dingen.’

De grote vraag die het boek van Betty Friedan nu nog voor vrouwen heeft is deze: is dit genoeg? Genoeg om de onvrede te bedwingen? Biedt de nieuwe ‘feminine mystique’ van de leuke, knappe, modieuze, huiselijke, testosteronloze, financieel afhankelijke, parttime werkende moeder voldoende ruimte voor de vrouw om zichzelf geestelijk volledig te ontplooien, om ongehinderd door wat of wie dan ook haar vleugels in hun volle spanwijdte uit te slaan? Als het antwoord ‘ja’ is, dan is de tweede feministische golf geslaagd. Zaken als teren op je man, subtiele discriminatie, de ongelijkheid aan de top van de arbeidsmarkt, en de onveranderlijk ouderwetse invulling die we nog steeds aan vrouwelijkheid geven kunnen we dan afboeken als louter theoretische problemen. Als het antwoord echter ‘nee’ is, dan moeten we als de sodemieter opnieuw gaan vechten voor de bevrijding van de vrouw.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Toen ik net voor mezelf begon als journalist, las ik in een boek over ‘de ladder der abstractie’. Onderaan deze letterkundige ladder staan de hoogstpersoonlijke ervaringen van echte mensen. Bovenaan staan de grote thema’s van het leven: liefde, dood, vrijheid, onafhankelijkheid. Een sterk verhaal, zo vertelde dit boek, beweegt zich snel over ladder en verbindt zo boven en beneden met elkaar. Het laat de link zien tussen het leven van het individu en de Kwesties van Gewicht. Een zwak verhaal blijft hangen in het midden van de ladder: te abstract om tot leven te komen, te concreet om aan echt belangrijke vragen te raken.

Dit geldt niet alleen voor de verhalen van journalisten, maar ook voor die van politici, realiseerde ik me toen ik afgelopen zaterdag het interview met Jet Bussemaker las, en de golf van irritatie aanzag die als reactie op haar uitspraken loskwam. En dan heb ik het niet zozeer over lieden haar in een acute aanval van intellectueel barbarisme vergeleken met Stalin en zeiden dat feminisme van Satan kwam. Ik heb het vooral over de velen die als door een wesp gestoken reageerden dat Bussemaker aan hún keukentafel niets te zoeken had. Sywert van der Linden, bijvoorbeeld: ‘Hoop dat ik in staat ben mijn vrouw zelf de keuze te geven fulltime, parttime of niet te gaan werken, Jet.’

Nou wil Bussemaker zich helemaal niet bemoeien met die keukentafel. Zoals ze zei: ‘Je moet zelf nadenken wat in jouw situatie gewenst is.’ Maar ze vond wel – en volkomen terecht – dat we moeten blijven praten over het belang van financiele onafhankelijkheid. Het probleem van haar betoog was echter dat het in het midden van de ladder der abstractie bleef hangen. ‘Vrouwen moeten af van hun schuldgevoel over hun gezin.’ ‘Vrouw moet talenten beter benutten.’ ‘Te veel vrouwen teren op hun man.’ Algemene uitspraken over geen enkele vrouw in het bijzonder, waardoor tegelijkertijd iedereen zich voelt aangesproken, maar niemand zich het punt persoonlijk aantrekt.

Bovendien blijven de echt relevante Grote Vragen van bovenaan de ladder op deze manier buiten schot. Zoals de allesbehalve eenvoudige kwestie wat nou het ultieme doel is van de vrouwenemancipatie: de vrijheid om je eigen levenswandel te kiezen, of de onafhankelijkheid van te allen tijden op eigen benen staan?

Nog zo’n vraag: is het niet zo dat als vrouwen werkelijk vrijheid zouden hebben – geen loonkloof, geen roze-blauwe opvoeding, geen ouderwetse stereotypen, geen seksisme, niemand die à la Sywert impliceert dat fulltime, parttime of niet werken een keuze is die je als vrouw door een man moet worden gegéven – ze net als mannen vrijwel automatisch voor onafhankelijkheid zouden kiezen? Moeten we het daar niet eerst over hebben, voordat een minister ‘de vrouw’ tot verantwoording roept voor een keus waarvan hare excellentie ook niet weet hoe die aan de keukentafel, op de onderste trede van de abstractieladder, precies gemaakt moet worden?

Bussemaker doet er goed aan om voortaan meer oog te hebben voor enerzijds de grote, abstractere kwesties en anderszijds hun concrete gevolgen voor echte vrouwen. Anders vrees ik dat ze gedoemd is tot het midden van de ladder, en daarmee tot het limbo van de feministische middelmatigheid: prima boodschap, slecht verhaal.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.