Wie weinig geld heeft in een land als Nederland, hoeft zich geen zorgen te maken over schoon drinkwater, vaccinaties of toegang tot gezondheidszorg. En toch heeft armoede ook in een rijk land grote gevolgen voor iemands gezondheid.
Tweeënvijftig. Dat is hoeveel gezonde levensjaren een Nederlander bij zijn geboorte kan verwachten als hij zijn hele leven lang arm blijft. De welgestelden kunnen er daarentegen gemiddeld ruim zeventig tegemoet zien. Ruwweg betekent dit dat waar een laagopgeleide vijftien jaar van zijn werkende leven om ziektes en aandoeningen heen moet klussen, de hoogopgeleide na zijn pensionering nog drie jaar zonder kwakkelen met de caravan door Europa kan trekken.
Dit verband tussen armoede en gezondheid wordt voor een deel verklaard door the usual suspects: mensen met een laag inkomen eten ongezonder, bewegen minder, zijn vaker te zwaar en roken meer. Maar dat is niet het hele verhaal. Het RIVM becijferde dat roken een Nederlander gemiddeld 4,6 gezonde levensjaren kost. Obesitas kost 5,1, weinig bewegen nog eens 0,9. Deze factoren verklaren dus maar een deel van het verschil tussen een mensen met een laag en een hoog inkomen, dat achttien gezonde levensjaren telt. In andere ontwikkelde landen is het beeld hetzelfde. Ook los van riskante gewoontes gaat armoede ten koste van gezondheid.
De basis voor dit effect wordt waarschijnlijk al in de jeugd gelegd. Vorige maand publiceerde geneticus Michael Kobor van de Universiteit van British Columbia samen met collega’s een onderzoek naar de biologische effecten van armoede in het vakblad PNAS. Wat blijkt: bij mensen die als kind in armoede leefden zijn andere genen actief dan bij mensen die in weelde werden grootgebracht. De genen waar het om gaat zijn onder meer betrokken bij het immuunsysteem; ze bepalen voor een deel hoe het lichaam reageert op ziekte. Conclusie: wie voor een dubbeltje geboren is, wordt qua gezondheid waarschijnlijk nooit een kwartje.
Hoe vergaat het volwassenen uit de laagste klasse? Hoogleraar en arts Suzanne Conzen van de Universiteit van Chicago doet onderzoek naar de armste zwarte vrouwen in haar woonplaats.In de wijken waar ze wonen is zware criminaliteit aan de orde van de dag, schrijft een journalist van het tijdschrift New Scientist, die er ging kijken. De straten worden beheerst door gangs, geweld en moord zijn haast routine. De vrouwen zijn altijd op hun hoede, waardoor ze vaak lijden aan chronische stress. Een sterk sociaal netwerk hebben ze vaak niet: buurthuizen zijn gesloten, cafés zijn niet veilig. Zelfs de kerk is uit hun wijk vertrokken.
Een paar jaar geleden begon het Conzen op te vallen dat vrouwen uit deze wijken veel vaker overleden aan borstkanker dan rijkere blanke vrouwen met dezelfde soort tumoren. ‘Meerdere factoren spelen een rol’, mailt ze, ‘waaronder toegang tot de gezondheidszorg.’ Zwarte vrouwen komen in de VS doorgaans later bij een arts, waardoor hun kanker ook later wordt ontdekt en de overlevingskansen minder gunstig zijn. Maar dat verklaart slechts een deel van het verschil, voegt Conzen eraan toe. ‘Een andere belangrijke factor is de blootstelling aan niet-aflatende stress.’
Conzen verwijst naar haar collega en universiteitsgenoot Martha McClintock, die haar op het idee bracht dat stress en sociaal isolement de zwarte vrouwen uit Chicago parten zou spelen. McClintock experimenteert met eenzame knaagdieren. Ratten die normaal gesproken in groepen leven zette ze apart van elkaar in een kooitje. Dit had een markant effect op de vrouwtjes: niet alleen werden ze erg onrustig en gestresst, ze gingen ook eerder dood aan tumoren.
Geïnspireerd door deze studie startte Conzen een onderzoek waarbij 230 arme vrouwen hun speeksel lieten testen op het stresshormoon cortisol. Bij vrouwen uit de achterstandswijken van Chicago weken de niveau’s van dit hormoon af van wat normaal is: een teken dat de chronische stress van armoede en onveiligheid zijn tol eist. McClinktock heeft in haar lab muizen met dezelfde cortisolverstoring. Daar maakt die verstoring genen actief die ervoor zorgen dat tumoren efficiënter voedingsstoffen opnemen en dus sneller groeien. Als dit ook bij mensen zo werkt, verklaart dat waarom arme vrouwen in Chicago vaker aan dezelfde soort borstkanker overlijden dan rijke.
Niet alleen een gevaarlijke wijk kan zorgen voor chronische stress, ook armoede an sich kan dat. In hun boek ‘The spirit level’ vertellen hoogleraren epidemiologie Richard Wilkinson en Kate Pickett (Universiteit van York) over hun onderzoek naar inkomensongelijkheid en gezondheid. Juist een grote kloof tussen arm en rijk knaagt volgens hen aan het aantal gezonde levensjaren van de mensen uit de lage klasse. De meeste mensen hebben een sterke neiging om zichzelf te vergelijken met anderen: hoe tevreden en gelukkig we zijn hangt mede af van wat een ander heeft. Heeft die ander altijd meer kansen, meer geld, een betere baan, een groter huis, dan kan dat zorgen voor chronische stress.
Om hun punt te onderstrepen vergelijken Wilkinson en Pickett landen waar de inkomensongelijkheid groot is, zoals de VS en Groot-Brittannië, met landen waar die relatief klein is, zoals Japan en Finland. (Nederland zit hier zo’n beetje tussenin). Hun constatering: in de ‘grote kloof-landen’ hebben mensen een kortere levensverwachting, ze zijn vaker obees en lijden vaker aan psychische en lichamelijke klachten. Bovendien is er een verband tussen ongelijkheid en geweld op straat. Dit kan enkele demografische eigenaardigheden verklaren, zoals het feit dat mensen uit Cuba of Costa Rica ongeveer even oud worden als de veel rijkere Amerikanen. Of dat een man uit Harlem, New York minder kans heeft om de 65 te halen dan een man uit Bangladesh.
Rest de vraag wat er gedaan kan worden om het gezondheidstij van de arme medemens ten goede te keren. Wilkinson en Pickett zijn helder in hun advies: ‘Gelijkheid is beter voor iedereen.’ Nivelleren dus, zoals het huidige kabinet Rutte II van plan is. Conzen is wat minder macro-economisch in haar advies. ‘Wij verwachten dat als we de chronische stressreactie wat kunnen temperen, bijvoorbeeld door arme mensen sociale steun te bieden in hun dagelijks leven, we ze betere kansen kunnen geven.’
© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.