dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

De reclamepraat was niet van de lucht. Het boek Vijftig tinten grijs is – volgens de uitgever – niet alleen een sensatie, ook zouden tienduizenden huwelijken er al een enorme oppepper van hebben gekregen. De reden is de pikante verhaallijn: de maagdelijke studente Anastasia die valt voor de duistere charmes van de stinkend rijke, woest aantrekkelijke zakenman Grey, met wie ze bijgevolg het hele boek lang bijzonder veel zeer expliciet omschreven seks heeft.

Van die duistere charmes moet u zich overigens niet teveel voorstellen. De berichten dat Vijftig tinten grijs vol zou staan met sadomasochistische vrijages zijn veelal overdreven. Slechts tweemaal wordt de ‘rode kamer van pijn’ bezocht, en hoewel daar vleeshaken present zijn, wordt er niemand aan opgehangen. De donkere ondertoon wordt in plaats daarvan verzorgd door de dominante houding van Grey, die om zijn jeugdtrauma’s in de hand te houden in bed en daarbuiten complete onderdanigheid eist van Anastasia.

Het was die onderdanigheid die de gemoederen in de VS en Nederland flink bezig hield de afgelopen weken. Wat zien moderne vrouwen toch in een verhaal over onderdrukking, vroegen diverse toegesnelde redacties zich af. Journalist Katie Roiphe opperde in Newsweek dat de populariteit van het boek een soort tegenreactie op het feminisme is. “Het zou kunnen dat macht niet altijd zo comfortabel is; dat gelijkheid iets is dat wij [vrouwen] alleen soms willen … Is er iets uitputtends aan de nimmer aflatende verantwoordelijkheid van de moderne vrouw, de druk om economisch mee te doen, al die kracht en onafhankelijkheid?” Willen we, kortom, stiekem diep in ons hart de emancipatie in de wilgen hangen om terug te keren naar het machteloze aanrecht?

Die suggestie doet geen recht aan de moderne vrouw, en eigenlijk ook niet aan het boek. Hoewel Anastasia bij tijd en wijle irritant veel van zichzelf wil opgeven voor de liefde, slaagt ze er slechts mondjesmaat in om zich onderdanig op te stellen. Zo bevecht ze – met succes – haar financiële onafhankelijkheid.

Volgens mij stellen Roiphe en consorten de verkeerde vraag wanneer ze zich achter de oren krabben over de modern-vrouwelijke behoefte aan onderdrukking. Veel meer dan over onderdanigheid gaat Vijftig tinten grijs namelijk over seks. Niets aan de verbeelding overlatende, harde, in enkele gevallen letterlijk stomende seks waarbij Grey overstroomt van bepaald niet dominant aandoenende begeerte voor Anastasia. Waar chicklits en romantische komedies normaal gesproken teleurstellend naadloos overschakelen van de losgemaakte beha naar het nahijgende stelletje, vertelt dit boek alles wat daar tussenin gebeurt – in geuren en kleuren, vanuit het zeer gedetailleerde ik-perspectief van Anastasia, in de tegenwoordige tijd.

Seksuologen en psychologen als Ellen Laan en Stephanie Both weten allang dat dit het soort erotiek is dat vrouwen opwindt: niet zoenen en strelen in soft-focus, maar expliciete pornografische seks waarbij het genot van een met respect bejegende vrouw minstens net zo centraal staat als dat van de man. De populariteit van Vijftig tinten grijs is geen teken dat vrouwen het feminisme moe zijn. Integendeel, het laat zien dat de bevrijding van de vrouw definitief ook de slaapkamer heeft bereikt.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Het is een kunst op zich: het NOS-journaal beging vorige week maar liefst twee wetenschapsjournalistieke blunders. Het geklungel begon op maandag, toen ze de noodklok luidden over het feit dat jongeren tegenwoordig “dwangmatig afhankelijk” zijn van hun mobiele telefoon. Uit ‘onderzoek’ (op die sceptische aanhalingstekens kom ik zo terug) van de wetenschappelijk klinkende ‘Academie voor Media en Maatschappij’ was gebleken dat de jeugd van tegenwoordig dankzij twitter, facebook en dergelijke allerlei alarmerend klinkende symptomen ontwikkelt, zoals FOMO (fear of missing out) en SMS (social media stress).

In het bijbehorende NOS-item figureerden een Academie-expert en een groepje jongeren die toegaven niet zonder te kunnen en om dat te demonstreren ongemakkelijk onspontaan voor de camera dansten met een mobieltje in hun hand. Metro en het Reformatorisch Dagblad pakten de volgende dag prominent uit met het nieuws, en ook de Trouw-website maakte gewag van deze onheuglijke tijding.

Dat hadden ze beter kunnen laten. Wetenschapsjournalist Maarten Keulemans maakte op zijn NWT-blog gehakt van het zogenaamde onderzoek. Ja, er waren vijfhonderd jongeren ondervraagd, maar het rapport verwees naar Wikipedia in plaats van naar wetenschappelijke publicaties en volgens hun eigen cijfers ging de meerderheid van de jongeren juist zeer relaxt met sociale media om. Media-expert en blogger Linda Duits voegde hier een dag later aan toe dat de Academie voor Media en Maatschappij allerminst een onafhankelijk onderzoeksinstituut is, maar een toko die sinds kort voor 495 euro cursussen Social Media Professional verkoopt aan jeugdwerkers.

Het wetenschapsredactieloze NOS-journaal was, kortom, lelijk in een PR-actie gestonken. Maar hun eerdere onheilspellende conclusies nuanceren, dat deden ze niet. Zulks lijkt traditie te zijn. Ik herinner me bijvoorbeeld nog levendig hoe wetenschapsjournalisten collectief hun tenen kromden toen de NOS zich in 2010 nat ging op nanotechnologie. Het journaal meldde hoe wijn die je van smaak kunt laten veranderen “binnenkort realiteit is”. Ook na onderbouwde kritiek bleven ze achter hun item staan. Twee scheikundestudenten waren onverbiddelijk: “De NOS weet science niet meer van fiction te onderscheiden.”

Het merkwaardige is dat ze dit onderscheid ook helemaal niet zo belangrijk lijken te vinden. In het blad Delta van de TU Delft gaf hoofdredacteur van het NOS-journaal Marcel Gelauff zijn visie op wetenschapsnieuws. Ik bloemlees: “Wij doen geen simpel feitenonderzoek. Wat vroeger voor waar werd aangenomen, wordt inmiddels weer ondergraven. Absolute waarheden bestaan niet. Als de kijker na het zien van zo’n item in verwarring is, dan is dat zo.”

Ik kan niets met de suggestie dat wetenschap ook maar een mening is, en een van tijdelijke geldigheid bovendien. Daar komt nog bij dat Gelauff het doet voorkomen alsof de optie op voortschrijdend inzicht elke poging om iets vast te stellen bij voorbaat zinloos maakt. Een raar uitgangspunt, want als journalisten niet achter de feiten aangaan, wie dan wel? Laat de NOS ons belastinggeld uitgeven aan waarheidsvinding, niet aan het zaaien van postmodernistische verwarring. En al helemaal niet aan de PR-in-vermomming van een of andere nepacademie.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

‘Acht uur op hakken, dat houd ik echt niet vol’, klaagt het meisje dat in de trein tegenover me zit. Ze is horecastudent en moet voor haar opleiding een dag gastvrouw zijn bij een niet nader gespecificeerd chique evenement. ‘Nette kleding, oké. Maar dit is toch niet te doen? Ik moet de hele tijd staan! Bovendien: de jongens hoeven dat ook niet’. Weigeren is geen optie, vertelt ze. Vorig jaar kwam een vriendin op keurige platte schoenen en die werd naar huis gestuurd met een onvoldoende.

Hoge hakken horen tegenwoordig bij het zakelijke standaarduniform van de vrouw. Niet alleen in de horeca, maar ook in de politiek, zo las ik afgelopen donderdag in Trouw. In het boek ‘Haagse hakken’ (de titel is al veelzeggend) vertellen politicae over hun succes. Uiterlijk speelt een belangrijke rol. ‘De Nederlandse vrouw die wat wil in de politiek, laat zichzelf zien’, staat er. Wat ‘jezelf’ is, is echter aan strenge regels gebonden. ‘Geen donker broekpak à la Angela Merckel of Hilary Clinton’ en over een voorkeur voor platte schoenen zegt een van de schrijfsters dat het maar de vraag is of vrouwen zich dat wel kunnen permitteren. Zonder hoge hak geen succes.

Eenzelfde boodschap stond in februari ook al in feministisch maandblad Opzij. In het artikel ‘Emancipatie op hakken’ (heb je ze weer) werd een beetje neergekeken op vrouwen die hun ‘erotisch kapitaal’ nog niet inzetten op de werkvloer. Door er aantrekkelijk bij te lopen, kun je als vrouw slim gebruikmaken van het feit dat mannen meer seks willen dan vrouwen en dus permanent seksueel gefrustreerd zijn. Als zij dan een kort rokje met een hoog hakje zien, zo is de gedachte blijkbaar, zijn ze zo met seks bezig dat je van alles gedaan krijgt. Hij wil iets van jou. Macht ligt dan voor het oprapen.

Deze redenering is allesbehalve modern. Toen evolutiepsychologen in de jaren ’60 en ’70 schreven over de positie van de seksen in de prehistorie, waren er precies twee zaken waarover de vrouw macht kreeg toebedacht: het opvoeden van de kinderen en de toegang tot seks. Mannen, zo luidde de theorie, wilden dit eerste liever niet, maar van dit laatste zoveel mogelijk. De kieskeurige vrouwen, echter, rantsoeneerden de seks vanwege het babytechnische nawerk. Deze strijd kennen we ook uit de rest van het dierenrijk, alwaar de mannetjes gedurende de evolutie allerhande trucs hebben opgepikt om zo succesvol mogelijk naar de baarmoeders van de dames te dingen. De pauw is een klassiek voorbeeld van zo’n ietwat uit de hand gelopen casanova.

Wanneer ik echter naar de foto’s van vrouwelijke politici en zakenmensen kijk, met hun goudkleurige pumps, strakke jurkjes, glimmende sieraden en felrode lippen, vraag ik me af: wie is hier nou de pauw? Wie dingt hier naar de gunsten van wie? Als je je uiterlijk en de seksuele frustratie van een ander nodig hebt om wat gedaan te krijgen, wie heeft er dan werkelijk de macht?

Begrijp me niet verkeerd: er is niets mis met een vrouw die graag hoge hakken of een kek jurkje draagt, omdat ze zich daar fijn in voelt. Maar zodra vrouwen zich lage schoenen en een broekpak niet kunnen permittéren, is erotisch kapitaliseren geen vrije keus meer, maar een modern korset. En laten we onszelf dan niet wijsmaken dat de hoge hak een symbool van macht en succes is.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Op mijn middelbare school stond het bangalijstje op de muur van de jongens-wc. Zo was er een meisje uit mavo-1, dat zich voor een gulden liet zoenen in het fietsenhok. Een ander meisje – een jaar ouder en met grotere borsten – verleende dezelfde dienst, maar dan tegen het fiks hogere bedrag van twee gulden en een sigaret (liefst Marlboro, eventueel Lucky Strike, geen Caballero). Naast het bangalijstje hielden de jongens in mijn klas nauwgezet bij wie volgens de meerderheid der stemmen de fijnste tieten, de fraaiste benen of de lekkerste billen had. Het is een wonder dat ze met al die administratiedruk nog tijd hadden om iets te leren.

De behoefte om de makkelijke en mooie meisjes lijstgewijs vast te leggen is er nog steeds, zo las ik vorige week in de krant. Blijkbaar tot ieders verbazing, want het toegesnelde journaille werkte zich binnen een paar dagen vrij efficiënt op naar een staat van morele paniek. Een meisje uit Pijnacker zou zelfmoord hebben gepleegd omdat ze op zo’n bangalijstje stond. Haar vriendinnen ontkennen dat stellig – volgens hen was ‘gewoon’ pesten de reden van haar tragische daad –, en zijn boos omdat de suggestie werd gewekt dat het meisje seksueel losbandig was. Scholen en politiekorpsen riepen meiden die op een bangalijst staan op om aangifte te doen: zeggen dat iemand een slet is, is een vorm van laster en dus strafbaar.

Het doet een beetje 19e-eeuws aan: meisjes die zich zorgen maken dat hun goede naam bezoedeld wordt door aantijgingen van onkuisheid. Je zou denken dat die meiden, ruim veertig jaar na de aanvang van de seksuele revolutie, de vrijheid zouden hebben om zonder risico op maatschappelijke afwijzing zo vaak en met zoveel mensen als ze willen te genieten van de wonderen van hun eigen geslachtsorganen. Jongens hebben die vrijheid in onze cultuur wel. Daarom is er geen mannelijke versie van het scheldwoord ‘slet’, en zijn er ook geen bangolijsten. En daarom sloeg tijdens de vorige nationale aanval van sekspaniek de term breezersletjes alleen op de meisjes, niet op de net zo goed breezerseksende jongens.

Wellicht komt dat doordat losbandigheid voor jongens en mannen als iets natuurlijks wordt gezien. Aan het begin van de jaren zeventig opperde een invloedrijke evolutiebioloog dat het voor oermannen een goed idee was om seks te hebben met zoveel mogelijk vrouwen: zo kon hij zijn genen zo wijd mogelijk verspreiden. Voor oervrouwen zat dat anders. Na een vrijpartij was er een gerede kans op zwangerschap, gevolgd door jaren aan kinderzorg. Zo’n enorme investering ga je niet aan met de genen van zomaar iemand: preutse kieskeurigheid is dus gewenst. Een vrouw of meisje met een flinke seksuele eetlust is dus tegennatuurlijk en moreel verwerpelijk.

Ondertussen hebben wetenschappers deze theorie genuanceerd. Het bleek bijvoorbeeld toch beter voor de bevruchtingskansen als een vrouw seks had met meerdere mannen. Een zekere mate van sletterigheid zit er wellicht dus van nature in. Tot nu toe hebben vrouwen deze optie binnen hun biologische erfenis nog niet echt weten te omarmen. Misschien komt dat nog: een dag dat we onze schouders ophalen over bangalijsten, omdat de seksualiteit van meisjes geen kwestie meer is van collectieve afkeuring maar van persoonlijke smaak.

 

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

Vandaag maakte Angelina Jolie bekend dat ze haar beide borsten heeft laten verwijderen. Ze is drager van het BRCA-gen, dat haar 87 procent kans gaf om – net als haar inmiddels overleden moeder – borstkanker te krijgen. Op twitter las ik dat sommige mensen dit een irrationele, angstgedreven beslissing vinden: met regelmatige screening en de moderne behandelopties is de overlevingskans voor borstkanker zo groot dat zo’n preventieve amputatie overbodig zou zijn. Hieronder een column die ik op 6 maart 2013 schreef voor Trouw, over een verwant onderwerp: de borstbesparende operatie bij borstkanker. En over hoe twijfel en angst het volkomen begrijpelijk maken dat je toch liever wilt dat iemand je borsten weghaalt.

Ik had gedacht dat ik vrolijker zou zijn. Er was immer goed nieuws, zaterdag in de krant: borstbesparende operaties zijn vaak even veilig zijn als amputaties. En aangezien ik fan ben van borsten, tel ik elk exemplaar dat er in geval van overmatige celwoekering niet af hoeft, als winst.

Toch bleef de verwachte vrolijkheid uit. Twijfels staken de kop op. Wat nou als je arts een prutser is en niet voldoende wegsnijdt? Of als tussen diagnose en operatie een paar kankercellen stiekem naar een ander deel van je bumper zijn gemigreerd? Dan ben je toch beter af met een afgezette borst. Wel zo veilig.

Ik ben niet de enige die er zo over denkt. Het feit dat er veel vaker geamputeerd wordt dan medisch noodzakelijk is, was namelijk al een hele tijd bekend. Ondanks die kennis kozen veel vrouwen er met hun arts voor om de hele handel eraf te laten halen. Uit angst. Met een leven ga je niet gokken.

Dit gedrag druist in tegen de wetenschappelijke levensstijl die Max Tegmark afgelopen zaterdag in Letter & Geest propageerde. We zouden betere beslissingen nemen, stelt hij, als we ze zouden baseren op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek, en als we van mening veranderen zodra we informatie krijgen die niet overeenkomt met ons eerdere standpunt. Feiten zijn oppermachtig.

Op zich ben ik hier helemaal voor. De wereld knapt er vast enorm van op als mensen meer wetenschappelijk denken, en minder bellen met de astrologiehotline. Aan de andere kant gaat Tegmark wel heel gemakkelijk voorbij aan de zenuwslopende aard van de onzekerheid die zo’n levensstijl onherroepelijk met zich mee brengt. Twijfel is een vloek. En dat geldt niet alleen voor vrouwen met kanker, maar ook voor de samenleving als geheel. Echte grote-mensen-maatregelen om klimaatverandering tegen te gaan komen bijvoorbeeld niet van de grond, want het is niet helemaal zeker dat de opwarming van de aarde niet toch (streep door wat u niet van toepassing vindt) oeps toch niet doorgaat/door de zon komt/een complot is van Greenpeace/uiteindelijk heel prettig zal uitpakken met piña colada onder een palmboom op het strand van Amersfoort aan Zee.

Die terughoudendheid in ons handelen is psychologisch goed te verklaren. Onzekerheid maakt bang. Dat zie je ook terug in het brein. Een paar jaar geleden legde onderzoeker Min Hsu een aantal proefpersonen in een hersenscanner, om te kijken hoe ze beslissingen nemen in een onzekere situatie. Eén deel van het brein sprong er wat betreft activiteit uit: de amygdala, de poortwachter van onze emoties die vooral bij angst in een scanner oplicht als een kerstboom. En door die angst, zo zag Min Hsu, durfden de proefpersonen geen nieuwe beslissingen meer te nemen. In de praktijk komt dit erop neer dat mensen bij twijfel blijven doen wat ze eerder deden: autorijden, op niet-groene politici stemmen, borsten amputeren… dat voelt veilig en vertrouwd. Nieuwe feiten veranderen weinig aan dat gevoel.

Deze instinctieve reactie is een flink probleem voor de fundamenteel onzekere wetenschappelijke levenswijze die Tegmark voorstelt. Zonder twijfel kan de wetenschap niet functioneren. Maar mensen kunnen niet functioneren mét. Pas als de angst verdwijnt, hebben de plannen van Tegmark en de borsten van vrouwen met kanker een goede kans.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.

“In deze tijd word je bij het minste of geringste slachtoffergedrag verweten.” Dat stond vorige week in het opiniestuk naast mijn column. Het stuk bepleitte dat het goed is voor organisaties om meer diversiteit in huis te halen. Vanwege het slachtofferverwijt vonden de auteurs quota als middel echter ongeschikt.

Het verwijt herken ik. Wanneer ik het in mijn column opneem voor, zeg, vrouwen, flesvoedende moeders of dikke mensen, krijg ik daarna steevast hetzelfde te horen. En zo vergaat het vele emancipatiegezinden. Wie voor zichzelf dezelfde kansen opeist die blanke mannen al eeuwen hebben, is in veler ogen een zeur.

De auteurs van het diversiteitsopiniestuk pleitten in plaats van een quotum dan ook voor een omslag in het denken over kleur en geslacht. “Het moet tussen de oren gaan zitten”, zeiden ze. Dat is tegenwoordig hip. Diversiteit moet worden geagendeerd, nagestreefd, er moet verantwoording over worden afgelegd. Maar niemand spreekt meer over de optie van emancipatie per wet. Dat is jammer, want mentaliteitsverandering mag dan lief en pluizig klinken, het is ook ontzettend ineffectief. En quota, hoewel aanzienlijk minder knuffelbaar, werken wel.

Bewijs daarvoor is er in overvloed. Neem de Indiase provincie West-Bengalen. Tijdens de dorpsraadsverkiezingen in 1998 en 2003 werd eenderde van de beschikbare zetels gereserveerd voor een vrouw. Niet alle dorpen kregen met zo’n quotum te maken; in een soort loterij werden telkens de gelukkige quotumwinnaars getrokken. Dankzij die willekeur was de situatie in West-Bengalen een bijna perfect natuurlijk experiment. Wetenschappers van onder meer Harvard University keken naar de effecten.

Ondanks de oorspronkelijke weerzin van met name Indiase mannen, werden de vrouwen die in de raden waren verkozen in veel gevallen zo populair dat ze ook in een volgende, quotumloze verkiezing weer de meeste stemmen kregen. Het ambitieniveau bij de meisjes in West-Bengalen steeg: dankzij de quota zagen zowel zij als hun ouders meer belang in een goede opleiding en stelden ze hogere doelen voor zichzelf. De jongens leden daar niet onder; hun dromen en prestaties bleven hetzelfde. De angst dat quota ten koste gaan van de mannen, bleek dus ongegrond.

Net als de angst dat quota ervoor zorgen dat je in besturen met allerlei suboptimale vrouwmensen komt te zitten die maar matig van wanten weten. Dat blijkt ook uit een onderzoek dat in 2010 werd gedaan naar het toen zes jaar oude quotabeleid van Noorwegen. De vrouwen die dankzij de van staatswege opgelegde ondergrens aan de top waren beland, waren zelfs iets beter gekwalificeerd dan de mannen. Bovendien bleek het bij invoering veel gehoorde tegenargument dat een klein aantal vrouwen heel veel bestuursplekken zou gaan innemen niet te kloppen. De gemiddelde topvrouw had zelfs iets minder posities dan de gemiddelde topman.

Er is geen reden om te denken dat deze positieve resultaten niet ook in Nederland, en niet ook met allochtonen behaald kunnen worden. Maar dat lukt natuurlijk niet als we blijven aantrutten met halfzacht gedoe als bewustwording en cultuuromslag. Op het gevaar af voor zeur of slachtofferrollige te worden uitgemaakt bij deze dus mijn warme pleidooi voor quota als meest effectieve weg naar meer rechtvaardigheid aan de top.

 

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.