dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

‘Welk nummer ga je zingen? Nummer 39 met rijst?’ Dat zei Gordon in de talentenjacht Holland’s got talent tegen de Chinese zanger Xiao Wang, die op het punt stond één van de vele aria’s van Verdi te gaan zingen. En toen hij klaar was: ‘Dat is de beste Chinees die ik in weken heb gehad. En het is geen afhaal!’

‘Deze man werd voor duizenden mensen door Gordon te kakken gezet. Het ene stereotype volgde het ander op en geen haan die ernaar kraaide’, schrijft Janet Lie, zelf van Chinese afkomst, op haar blog. De 21-jarige studente is het hokjesdenken meer dan zat. En niet alleen bij Gordon. ‘Hij is maar één van de vele mensen in Nederland die het hilarisch vindt om “sambal bij” naar elke willekeurige Aziaat op straat te schreeuwen’, schrijft ze.

Ze vertelt hoe ze in een Amsterdamse straat achtervolgd werd door twee mannen die dingen als ‘sushi’ en ‘happy ending!’ naar haar riepen. Of hoe ze de stofzuiger ging legen en twee jongens haar vroegen of ze de schoonmaakster was. ‘Oh nee, was het niet racistisch bedoeld hoor! Als je een Nederlandse man van in de zestig was, had ik precies hetzelfde gedacht’, zeiden ze er nog bij. Túúrlijk.

=

Zoiets als ‘nummer 39 met rijst’ of ‘happy ending’, dat zou ik nooit zeggen. Ik zou het niet eens dénken. Ik doe niet aan hokjes. Toch?

Hmm. Als ik wat kritischer naar mezelf kijk, moet ik toegeven dat ik ook mensen zomaar op het eerste gezicht van een label. Een man met een bomberjack en een kaalgeschoren hoofd: skinhead. Een iets te zware vrouw in een panterprintlegging: tokkie. Een meisje met laklaarzen tot over de knie, een minirokje en enorme oorringen: bimbo. Een jongedame met een hoofddoek en een enkellange jas: onderdrukt. Ik weet dat het niet klopt, dat de wereld genuanceerder is dan dit. Maar toch flitst het vooroordeel onwillekeurig even langs.

Dat blijkt een algemeen menselijk trekje te zijn. Hokjesdenken doen we allemaal, volautomatisch. En dat is puur natuur. Toen onze prehistorische voorouders nog in dierenvellen over de savanne huppelden, kon hun leven afhangen van hun vermogen om razendsnel hun omgeving in de juiste categorieën te plaatsen. Zie ik daar een bekende of een vreemde? Vriend of vijand? Gevaarlijk of ongevaarlijk?

Ook nu nog levert dit vliegensvlugge nadenken in stereotypen voordeel op. Zonder er bij na te denken geven we een passerende golden retriever een aai over zijn bol, en even gedachteloos lopen we met een boogje om een doberman pincher heen. Die reactie zegt natuurlijk niks over het karakter van die individuele hond – er zijn vast veel schatten van dobermannen en ploerten van retrievers – maar gemiddeld genomen zorgt het ervoor dat je ongebeten de dag doorkomt. Hier heb je nauwelijks een bewuste gedachte voor nodig. Handig, want zo kun je genieten van een wandeling zonder de hele tijd te prakkiseren over de relatieve agressie van de diverse hondenrassen. En je hoeft niet elke hond in je wijk intiem te leren voordat je beslist of hij je zal bijten of niet.

Deze manier van denken hebben we als kind al. Dat bleek uit een slim experiment van de Amerikaanse psycholoog Rebecca Bigler. Op een basisschool verdeelde ze de kinderen in twee willekeurige groepen. De ene groep kreeg een rood t-shirt aan, de andere groep een blauw. De psycholoog en ook de juffen en meesters zeiden er verder niets bij. Ze maakten ook geen onderscheid tussen de groepen. Maar al gauw zag je dat er kleurgerelateerde vooroordelen ontstonden, die binnen een paar dagen uitgroeiden tot onverholen shirtisme. Wanneer Bigler een ‘rood’ kind vroeg hoeveel van de andere roden aardig waren, zei hij: ‘Allemaal’. En de blauwen, zijn die ook aardig? ‘Sommigen.’

=

Een oeroude en aangeboren neiging, dus, tot denken in ‘wij versus zij’. Dat is waarom Gordon zijn foute Chinezen-grap maakte. Waarom Jack Spijkerman over Humberto Tan zei dat hij ‘niet alleen donker is maar ook nog dom’. Waarom iemand tijdens de Zwarte Pietendiscussie tegen Anouk zei: ‘Ga lekker met die asielzoeker van je naar zijn land van herkomst blanke negerslet!!’ En het is waarom Disney op een jongensshirt zette: ‘Be a hero’, terwijl de tekst op het meidenshirt luidde: ‘I need a hero’. (Geen grapje)

Bijna niemand is immuun voor deze gezelligheid, weten onderzoekers van Harvard University. Zij proberen met een slimme truc de hokjes in onze cultuur zichtbaar en meetbaar te maken. Dat doen ze door te kijken hoe snel mensen achter de computer de koppeling maken tussen twee zaken. Mensen moeten bijvoorbeeld achter de computer zo vlug mogelijk de koppelen maken tussen agressie, en foto’s van mensen met een lichte of juist donkere huidskleur. Honderdduizenden mensen uit Europa en Noord-Amerika deden via internet al mee aan dit zogenoemde IAT-onderzoek. Bij Harvard weten ze ondertussen dus vrij goed wat zich afspeelt in onze collectieve onderbuiken.

En wel dit: ongeveer negentig procent van de mensen brengt zwarte mannen gemakkelijker in verband met gevaar, geweld en wapens dan witte. Vrouwen associëren we sneller met kunst en zorg, mannen met wetenschap en carrière maken. Andere studies laten vergelijkbare vooroordelen zien. Uit internationaal onderzoek blijkt dat eenderde tot de helft van de huisartsen vindt dat overgewicht komt door gebrek aan wilskracht en motivatie en dat dikke mensen lui, ruggengraatloos, ongehoorzaam en lelijk zijn. Iets vrolijker: proefpersonen blijken vrouwen te koppelen aan ovenwanten, en mannen aan honkbalhandschoenen. (Wederom: geen grapje. Dit is echt onderzocht.)

=

De grote vraag is natuurlijk: wordt het erger? Of eigenlijk: vertalen de onbewuste vooroordelen die we allemaal hebben zich nu vaker in onbeschaamd hokjesdenken dan vroeger?

Het is moeilijk wetenschappelijk te onderzoeken, maar het heeft er alle schijn van, denkt Han Entzinger. Hij is socioloog en hoogleraar integratiestudies aan de Erasmus Universiteit. In de jaren tachtig en negentig stond hij bekend als iemand van de harde lijn: hij wilde bijvoorbeeld migranten laten inburgeren en desnoods met stevige sancties verplichten onze taal te leren. Dat vindt hij nog steeds. Maar al die tijd vond hij ook dat alle verschillende culturen die in Nederland wonen een kosmopolitische verrijking zijn. En daarom vinden veel mensen hem nu juist een ‘multicultiknuffelaar’. Entzinger zegt erover in een interview met Vrij Nederland: ‘Volgens mij ben ik altijd dezelfde gebleven, het is de wereld om me heen die is veranderd.’

Met ‘de wereld’ bedoelt Entzinger dan vooral: Nederland. Gordons Chinezengrap wijt hij aan een gebrek aan goede manieren dat hier bij de cultuur hoort. Het is een soort ‘afwijkend gedrag’, zegt hij, ‘dat echt te maken heeft met de directheid van de Nederlanders. In multi-etnische landen als de VS, Engeland en Canada zijn ze geneigd meer rekening met elkaar te houden. Nederland heeft hier nog wel een slag te maken.’ Je al dan niet onbewuste vooroordelen gewoon voor je houden is volgens hem een kwestie van fatsoen. ‘En dat is niet de sterkste kant van de Nederlanders.’

Helaas voor de fatsoenswens van Entzinger blijkt voor veel mensen die directheid juist iets om trots op te zijn. Zoals voor deze man of vrouw, die reageerde op een bericht over Gordon op nrc.nl: ‘Dit is grappige, botte, Nederlandse humor. Dat is onze cultuur. Wij zijn niet politiek correct. Wij zijn een volk waar gewoon grappen gemaakt kunnen worden over huidskleur en afkomst, juist omdat we weten dat het allemaal goed zit.’

=

Maar zit het wel allemaal goed? Onbewust vooroordelen hebben is één ding, foute grappen maken een tweede, maar weten we echt zeker dat deze stereotypen en -ismes niet leiden tot echte narigheid als discriminatie en achterstelling?

Nou, wel dus. Om nog heel even bij integratie te blijven (daarna gaan we weer wat anders doen, beloofd): in 2012 stelde het Sociaal Cultureel Planbureau vast dat etnische minderheden minder kans maken op een baan dan de meer kaaskoppige Nederlander. Het SCP stuurde twintig acteurs – tien mannen, tien vrouwen, waaronder Turkse, Marokkaanse en Antilliaanse Nederlanders – in totaal 460 keer naar allerlei uitzendbureaus. Ze allemaal eenzelfde c.v. onder de arm. Maar toch kregen de autochtonen in bijna de helft van de gevallen een baan aangeboden, en de niet-westerse dames en heren slechts in 28 procent van de bezoeken.

Vooral de allochtone mannen kwamen er banenmarkttechnisch bekaaid vanaf; volgens het SCP omdat ze als ‘bedreigender’ worden gezien. Woorden die doen denken aan dat IAT-onderzoek waarin gekleurde mannen met zoveel gemak gekoppeld werden aan agressie en geweld. Hier heeft het maatschappelijk hokje dus hele tastbare gevolgen.

En er zijn nog talloze andere voorbeelden van nadelige labels. Zo leidt het vooroordeel dat dik zijn een teken van vérgaande mentale slapheid is ertoe dat dikke vrouwen per jaar ruim 20.000 euro minder verdienen dan hun magere collega’s. Zwarte kinderen scoren minder goed op IQ-tests omdat ze zich het stereotype dat witte jongens en meisjes slimmer zijn onbewust aantrekken. En zolang vrouwen gemakkelijker worden gekoppeld aan zorg dan aan carrière, is het misschien niet zo’n wonder dat de helft van de dames nog steeds niet financieel onafhankelijk is.

En dat zijn nog alleen de effecten van vooroordelen waar wetenschappers onderzoek naar doen. Niemand weet precies wat het gevolg is van al die andere hokjes die er door ons hoofd schieten als we gewoon ons dagelijkse ding doen: slet, bitch, ploetermoeder, zwerver, straatterrorist…

=

Rest de vraag: hoe komen we eraf? Hoe krijgen we de hokjesgeest weer in de fles? Het is overduidelijk dat velen van ons dat graag willen. Want Gordon mag dan op tv zijn misplaatste Aziatengrapjes hebben gemaakt, er waren ook hopen mensen die lieten weten daar niet van gediend te zijn. Anouk mag een ‘negerslet’ genoemd zijn vanwege haar Zwarte Piet-protest, ze kreeg ook massaal steun. En Jack Spijkerman kreeg zoveel verontwaardiging over zich heen dat hij zich genoodzaakt zag toch maar excuses te maken aan Umberto Tan.

Omdat er nu eenmaal weinig onderzoek wordt gedaan naar hokjesdenken over bimbo’s en skinheads, komt de meeste wijsheid uit studies naar racisme. Daaruit blijkt dat mensen – met de juiste training en veel moeite – hun onbewuste vooroordelen kunnen leren bijsturen. Dat vind ik een fijne boodschap. Dat hokjesdenken was misschien ooit reuze nuttig op de prehistorische savanne. Maar we rennen nu ook niet meer achter bizons aan om ze tot diner te verheffen, dus hoeven we ook niet achter onze stereotype-minnende oerinstincten aan te lopen.

Wat belangrijk is, is dat we over onze vooroordelen praten. Psychologen ontdekten dat kinderen in huizen waar niet over huidskleur gesproken, racistischer waren dan kinderen waar dit onderwerp wel ter tafel kwam. Ironisch genoeg waren het juist de goedbedoelende, ‘kleurenblinde’ ouders die deden alsof huidskleur er helemaal niet toe deed, die ongewild van hun kinderen echte hokjesdenkers maakten.

De reden: kinderen kunnen zelf heel prima zien dat een bruine huid en een lichtroze huid van elkaar verschillen. Als niemand dit verschil benoemt, weten kinderen niet waar ze het moet plaatsen en treedt net als bij de rode en blauwe shirts het oeroude wij-versus-zij-systeem in werking. Wat zij nodig hebben is iemand die de verschillen erkent en vervolgens de stereotypen actief betwijfelt en tegenspreekt. ‘Dat iemand zwart is, betekent niet dat hij minder slim is.’ Of: ‘Dat de meeste dokters man zijn, betekent niet dat vrouwen geen arts kunnen worden.’ Voor volwassenen geldt hetzelfde.

We zouden het wat vaker over zulke vooroordelen moeten hebben. Zoals hier, in deze Viva. Maar ook gewoon op straat, als we met onze vriendinnen door de stad lopen en elkaar zonder er een twee keer over na te denken aanstoten om te fluisteren: ‘Hé, zie je die vrouw in die legging? Wat een ordinair mens!’

Ik neem me voor om dat eens te proberen. Als ik een ‘skinhead’ of een ‘onderdrukte vrouw’ zie, ga ik mijn vooroordelen niet langer beschaamd wegmoffelen, maar in het gezicht kijken en uitdagen. Klopt dat hokje wel? Waarom denk ik dat eigenlijk? Want aan het eind van de dag bepalen die hokjes niet wie we zijn. Gelukkig maar.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.