dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

‘Zijn alle Marokkaanse jongens crimineel?’ Die vraag zorgde deze week voor een aardig relletje. En wel hierom: hij staat in het maatschappijleerboek Blikopener, dat uitgeverij Malmberg voor het vmbo In in elkaar geknutseld heeft. Iets verderop stelt het boek dat (sommige) Marokkaanse jongens crimineel worden doordat ze spijbelen en op straat rondhangen. Dit alles staat er al sinds 2001, verklaarde de uitgever, en had nog nooit tot commentaar geleid, totdat HP/De Tijd er dinsdag een venijnig stukje over schreef.

Diverse politici raakten hevig van hun theewater. De PvdA besloot Kamervragen te gaan stellen. Ondertussen liet de uitgever weten dat een en ander bedoeld was om ‘jongeren op een open manier over herkenbare maatschappelijke onderwerpen te laten nadenken en discussiëren zonder daar een waardeoordeel over te geven’. Het lijkt me dat zo’n intentie beter uit de verf komt als je in je lesboek wat minder kort door de criminologische bocht gaat, of – om nog eens een dwarsstraatje te noemen – als je vooraf bedenkt dat deze ‘Marokkaanse jongens’ gewoon Nederlanders zijn.

Helaas is dat niet het enige wat er mis gaat. Zo steeg mijn wetenschapsjournalistieke bloeddruk behoorlijk toen ik in Blikopener een pagina aantrof over de verschillen tussen de hersenen van jongens en die van meisjes. Daar las ik de bekende cliché’s: ‘Meisjes hebben meer verbindingen tussen de linker- en rechterhersenhelft. Daardoor zijn ze beter in taal. En kunnen ze ook beter hun gevoelens uiten dan jongens. Jongens hebben een beter ruimtelijk inzicht. Jongens zijn daardoor meestal beter in wiskunde en techniek.’ Naast dit voordeeltje kunnen jongens ook beter darten, inparkeren en plannen maken. Dit laatste in tegenstelling tot de meiden, want – en dit staat er echt – die ‘doen het eerst zus, dan proberen ze het zo’.

Wetenschappelijk gezien variëren deze wijsheden van gillende onzin tot zeer twijfelachtig. Neem die verbinding tussen de hersenhelften. Die heet het corpus callosum en blijkt inderdaad in sommige studies kleiner in mannen dan in vrouwen. Maar dat zijn toevalstreffers, het soort grote-stappen-snel-thuis-nepresultaten die je soms krijgt als je te weinig mensen in je hersenscanner duwt, stelden onderzoekers vast toen ze in 2008 een groot aantal studies samen analyseerden. In 2013 kwamen er aanwijzigingen dat het wellicht zelfs andersom is: als je netjes compenseert voor het feit dat mannen gemiddeld een iets groter brein hebben dan vrouwen, dan is het heren-corpus wat flinker dan dat van de dames.

Ook op het jongensvoordeel in ruimtelijk inzicht is wel wat af te dingen. Zo blijkt dat je dit keiharde sekseverschil veel kleiner kunt laten worden of zelfs kunt laten verdwijnen met de meest lullige ingrepen: door mee te nemen hoeveel computerspelletjes iemand speelt, of door proefpersonen een kwartiertje te laten oefenen, of door in de standaardtest het tetrisblokje te vervangen door een organisch gevormd poppetje. Zogenaamd diep in het brein ingebakken sekseverschillen in wiskundevaardigheden blijken goeddeels te verdwijnen wanneer in een land de emancipatiegraad toeneemt.

Ondanks de feiten doen neuromythes (m/v) het goed in het onderwijs. Adviesbureau Onderwijs Maak Je Samen – volgens hun website zowel inspirerend als gebruik makend van ‘wetenschappelijk gebaseerde kennis’ – heeft bijvoorbeeld een hele pagina over jongens-meisjesverschillen. Er worden trainingen aangeboden van dik 400 euro, en men kan er een blauwe en een roze poster downloaden over hoe jongens en meiden werken, met daarop onder meer die kullebul over die superieur verbonden dameshersenhelften. Leerkrachten vertelden me dat deze posters ook echt in alle ernst op onze scholen hangen.

Ik klink verbaasd, maar dat is eigenlijk onterecht. In 2012 bleek al uit onderzoek van de Vrije Universiteit dat geloof in hersentechnische larie wijdverbreid is in het Nederlandse onderwijs. Zo meent bijna de helft van de docenten dat we slechts tien procent van ons brein gebruiken. En een trieste 86 procent denkt dat kinderen een dominante hersenhelft hebben (links danwel rechts), en dat dit bepaalt hoe ze leren.

In dat licht is het misschien niet zo vreemd dat leraren maatschappijleer al sinds 2001 kritiekloos uit Blikopener staan les te geven. Verontrustend is het wel. Het doet me vrezen dat ons onderwijs een broedplaats is geworden voor flauwekul. Dat op de plek waar onze kinderen worden voorbereid op hun volwassen leven misinformatie welig kan tieren, zolang je er een neurosausje overheen gooit of de onzin zich beperkt tot vooroordelen over etnische minderheden. Noem me een kniesoor, maar ik vind dat verminderd tof. Juist een school zou een apekoolvrije omgeving moeten zijn.

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.