dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Zodra mensen niet in genderhokjes passen, gebeuren er interessante dingen. Neem de uitzending van Jinek, begin deze maand. Voor wie het niet gezien heeft: dat ging ongeveer zo.

Jinek kondigt aan dat journalist en midden-oostendeskundige Monique Samuels zo haar verhaal komt vertellen. ‘De vrouw die wij zagen is niet wie zij is. Ze nam een ingrijpende beslissing en nu gaat ze door het leven als man. En je naam is Monier.’

Dat blijkt al meteen niet helemaal juist. Samuels: ‘Ik ga NIET door het leven als man. Noem mij maar Mo. Ik ben mens. Ik ben een mens die veel vrouwelijke kanten heeft, maar ik voel me ook heel wezenlijk mannelijk.’

Jinek: ‘Maar neig je nu meer naar de mannelijke kant, voel je je daar beter bij?’

Mo: ‘Toen ik zei: “ik heet vanaf nu Mounir”, en dan denkt iedereen: “oh, dan ben je dus man.” Dan snappen we het, dan hebben we je in een ander hokje gepast. En wat mijn hele probleem was, is die constante labeling in hokjes en vakjes. Ik pas in niet in een box, ik pas niet in een kast. Ik wil vrij zijn en ik wil de ruimte hebben om uit te zoeken wie ik ben. En ik weet dat ik me zeer fijn voel in een meer mannelijke verschijning en dat dit dichter ligt bij wat ik van binnen voel. Maar ik zou nooit zeggen: ik ben nu man, dit is het nieuwe label. Wat ik graag wil, is niet van het ene label vallen maar bevrijd raken.’

Je zou denken: daar kunnen we het bij laten. Iemand is uit de genderhokjes gefloept, voelt zich daar prettig bij. Heel goed, fijn ook, niets meer aan doen.

Maar het gesprek gaat door. Samuels vertelt: ‘Ik ben nu pas voor het eerst ruimte aan het geven aan wat ik diep van binnen voel. Het kan zijn dat ik zijn dat ik hier over twee jaar met een baard zit, het kan zijn dat ik hier over twee jaar…’

Dan mengt Robert ten Brink, de andere gast aan tafel, zich in het gesprek. Hij valt Samuels in de rede: ‘Nee hoor, niet doen.’

Samuels: ‘Hoezo niet doen?’

Ten Brink: ‘Nou, dat staat je niet.’

Ik weet niet wat vreemder is: dat dit gesprek ineens gaat over het beoordelen van Samuels uiterlijke schoonheid, of dat zowel Ten Brink als Jinek dat niet vreemd vinden.

Samuels wil er wel iets over zeggen: ‘Mijn grote probleem is dus dat je als vrouw, en als vrouw in de media, constant tot object wordt gemaakt, een mooi object, dat moet voldoen aan allerlei eisen. Wie bent u om voor mij te bepalen waar ik mij fijn bij voel?’

Jinek: ‘Nou, ik denk niet dat Robert dat voor jou wilde bepalen…’

Mo: ‘Hij zegt meteen: nou, niet doen.’

Robert: ‘Ach, nou ja, het is een kwestie van smaak.’

Jinek: ‘Als hij zegt: je hebt een mooi hoofd zonder baard… Dat kan, toch?’

Mo probeert het nog een keer uit te leggen: ‘Ik ging zeggen: het kan zijn dat ik hier over twee jaar maar een baard zit, of met lang haar. En als iemand dan meteen zegt…’

Jinek interrumpeert. ‘Ik weet als geen ander hoe het is als mensen over je uiterlijk praten als je op tv bent. Dat weet ik. Alleen niet elke keer als iemand er wat van zegt, is dat om jou weg te zetten, of moet je dat zo voelen.’

Wat niet het punt was. Echt helemaal niet.

Enfin, zo gaat het nog een tijdje door. Samuels zegt: ‘Ik vind het geen fijne opmerking, want wat ik juist wil zeggen is: geef mij de ruimte om te zoeken naar wie ik ben.’

Jinek: ‘Niemand wilde jou vertellen hoe je erbij moet zitten over twee jaar. Dat moet je me in vertrouwen.’

Behalve dan dat dat precies was wat er gebeurde.

Het ongemak van Robert ten Brink en Eva Jinek is bijna tastbaar. Ze weten niet hoe ze zich een houding moeten geven. Ze durven Mo niet goed uit te laten praten. Een vrouw die een man wordt, die gewoon netjes uit het hokje ‘vrouw’ stapt, naar links en rechts kijkt, en dan na rijp beraad braaf over het zebrapad oversteekt naar het hokje ‘man’, dat kunnen de meeste mensen nog net aan. Maar iemand die op landelijke televisie komt vertellen dat het buiten de hokjes ook goed toeven is en dat er verder nog van alles ongewis is, dat is niet goed voor de collectieve bloeddruk.

Het is een soort ongemak dat soms zelfs leidt tot agressie. Zometeen gaan we al van alles horen over hoe gendernonconforme jongeren vaker gepest worden, dus laat ik hier iets uit eigen ervaring vertellen. Toen ik bij Pauw & Witteman te gast was, had ik nog kort haar. ‘Jongetjeshaar’, had ik aan de kapper gevraagd, en dat kreeg ik ook. Ik droeg een donkerblauw jasje en een wit t-shirt, lekker genderneutraal allemaal. Na de uitzending keek ik op twitter. ‘Gat-ver-damme, ze lijkt wel een 15-jarig jongetje. Gore pot.’ Een paar dagen later, op Amsterdam Centraal, greep iemand me hardhandig bij mijn bovenarm. ‘Jij bent dat mens van op tv. Vertel nou eens eerlijk: ben je een man of een wijf?’ Ik probeerde me los te rukken, maar hij bleef vasthouden en naast me lopen. ‘Durf je niet te zeggen dat je in het echt gewoon een vieze vent bent ofzo?’ Pas toen er twee agenten de hoek om kwamen, liet hij los en ging hij weg.

De waarheid is dat ik zo’n vraag eigenlijk niet beantwoorden kan. Ik heb me altijd van binnen meer man dan vrouw gevoeld, maar hoe sterk dat gevoel is, wisselt met de jaren. Soms heb ik een vrouwelijke periode, zoals nu, en dan laat ik mijn haar groeien. Meestal volgt er dan een mannelijke periode, en dan knip ik het weer af. Ik heb nooit de behoefte gehad aan een mannenlichaam, maar als ik een jurk draag heb ik het gevoel dat ik meedoe aan een verkleedpartij. ‘Girl drag’, noemde de Britse queer schrijver en feminist Laurie Penny het, wat wat mij betreft precies het goede woord is. Genderfluïde, zou je me kunnen noemen, maar liever noem ik het niets, want veel mensen vinden het al te moeilijk om te verteren dat sommige mannen niet van Mars komen en sommige vrouwen niet van Venus, zonder dat je ze gaat uitleggen dat je persoonlijk graag wat tussen die twee planeten heen en weer mag reizen.

Misschien is het wel omdat wetenschappers hebben ontdekt dat gender, samen met ras, het allereerste is dat je opvalt aan iemand die je voor het eerst ziet. Het waren onderzoekers van Harvard University die dit twee jaar geleden aantoonden door mensen in een hersenscanner te leggen. Nou blijkt dat ons brein andere activiteit laat zien als we kijken naar een foto van een man, dan wanneer we kijken naar een vrouw. Idem voor witte en zwarte mensen. En wanneer we een foto zien, flitst die speciale hersenactiviteit langs, nog voordat ons brein andere dingen gaat registeren.

Het is jammer dat de onderzoekers geen foto’s in hun studie hebben opgenomen van mensen die gendernonconform zijn. En dan een paar lieden a la Jinek, Van den Brink of die man op Amsterdam Centraal in de scanner. Ik vraag me af wat voor hersenactiviteit ze gezien zouden. Kortsluiting, wellicht?

En dat terwijl we eigenlijk allemaal gendernonconform zijn. De crux is alleen dat je het aan de meeste mensen niet kunt zien. Maar van binnen, zo weten psychologen nu al een paar jaar, zijn we allemaal een mozaïek van het mannelijke en het vrouwelijke, en alles daartussenin. Elke karaktertrek die je hebt, zit ergens op een continuüm met aan de ene kant iets dat we qua stereotypen met mannelijkheid associeren (denken in systemen, bijvoorbeeld, of rationaliteit) en aan de andere kant iets dat we qua stereotypen met vrouwen verbinden (zoals denken in emoties, of intuïtie).

Op individueel niveau is iemand dus niet in een roze of blauw hokje te plaatsen. En ook op groepsniveau blijken mannen en vrouwen niet van respectievelijk Mars en Venus te komen, blijkt uit wetenschappelijk onderzoek door biologen, neurowetenschappers en gedragswetenschappers.

Een aardig voorbeeld van zulk onderzoek werd gedaan door psychologen van de Universiteit van Rochester. Zij kwamen een paar jaar geleden met een nieuwe analyse van data van dertien goed uitgevoerde onderzoeken naar sekseverschillen in persoonlijkheid. Op deze data lieten ze een ingewikkelde statistische bewerking los waarmee ik u verder niet zal vervelen. Punt is dat ze ermee konden nagaan of mannen en vrouwen qua karakter in twee ‘subsoorten’ vallen – die spreekwoordelijke mannen van Mars en vrouwen van Venus – of dat iedereen juist ergens op die glijdende schaal tussen mannelijk en vrouwelijk zit. Dat laatste bleek het geval. Het is simpelweg niet waar dat de dames aan de lieve, zachte, empathische kant van de verdeling (m/v) samenklonteren, terwijl mannen aan de andere kant stoer, rationeel en technisch ingesteld zitten te wezen. Sterker nog: zelfs de persoonlijkheidstrek ‘mannelijkheid’ bleek gelijkelijk verdeeld over de seksen.

Misschien is het wel daarom, dacht ik een tijdje geleden, dat zoveel mensen in onze samenleving zoveel waarde hechten aan genderconformiteit. Als roze en blauwe hokjes geen biologische, neurologische of psychologische werkelijkheid zijn, en mensen worden ongemakkelijk van het idee dat zulke hokjes niet bestaan, dan ligt het in de rede dat die mensen er culturele tijd en energie in gaan steken om zulke hokjes te máken.

Die culturele energie zie je bijvoorbeeld terug in de manier waarop we onze speelgoedwinkels inrichten: blauw aan de ene kant, met voetbal, transformers en Star Wars, en roze aan de andere kant, met poppen, mode en dingen met vriendinnen. Ertussenin een gangpad dat niet overgestoken dient te worden. Wee je gebeente als je als meisje graag Spiderman-schoenen draagt, of als je als jongen graag met een My Little Pony speelt.

Mensen lachen erom, als ik zeg dat zulke dwingende speelgoedvoorschriften een slecht idee zijn. En wanneer ze lachen, vraag ik me af: zouden ze niet weten hoe moeilijk jongensachtige meisjes het hebben? Of meisjesachtige jongens? Zouden ze niet weten hoe kinderen gevoed worden door dat Mars-en-Venus-denken dat volwassenen ze voeren onder het mom van ‘zo is het goed, juist en natuurlijk’? Zouden ze niet weten dat kinderen die intolerantie aanvoelen en in zich opnemen?

Of zou het ze niets kunnen schelen? Hebben ze gewoon liever een aangeharkt roze-blauw universum met af en toe wat ‘collateral damage’? Is het te spannend als er mensen blijken te zijn die niet in een hokje willen, omdat de twee ‘toegestane’ genders zitten als een te kleine spijkerbroek? Is het te eng dat sommige mensen die niet zo willen zijn als de rest de vrijheid ruiken en uit hun kooi breken? Want uitbreken, zoals Mo deed, dat moeten we, want in een te kleine spijkerbroek kunnen we niet goed ademhalen.

Aan al die ongemakkelijke mensen zou ik graag iets willen zeggen. Laat die hokjes los. De wereld is veel interessanter als je niet alleen roze en blauw ziet, maar alle kleuren.

Deze column las ik voor op de debatavond ’50 tinten roze en blauw’ (over gender non-conforme jongeren) die Movisie op 25 juni 2015 organiseerde.

 

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.