dit is de website van Asha ten Broeke

/ ashatenbroeke@gmail.com / over asha ten broeke / zoeken

Jongens blijven op school achter bij de meisjes en het ligt aan de veel te grote hoeveelheid vrouwen voor de klas, opperde de een. Nee, het ligt aan het al te talige lesmateriaal en het gebrek aan structuur: daar kunnen jongensbreinen niet tegen, opperde de ander. Een nieuw rapport nuanceert. Jongens presteren helemaal niet slechter dan meisjes, en van de problemen die er wel zijn is het onderwijs niet de hoofdoorzaak.

De afgelopen maanden woedt de discussie weer in alle hevigheid: hoe kan het toch dat jongens het op de basis- en middelbare school slechter doen dan meisjes? En wat doen we eraan? In opdracht van het Ministerie van Onderwijs onderzocht ITS (onderdeel van de Radboud Universiteit) deze kwestie, die bekend staat als de boy problem. De conclusie: jongens en meisjes verschillen nauwelijks in hun daadwerkelijke prestaties, hoewel er iets meer jongens blijven zitten, naar een lager niveau stromen of uitvallen. Het gaat om enkele procenten, maar dat zijn wel duizenden leerlingen, benadrukken de onderzoekers Geert Driessen en Annemarie van Langen. Grote onderwijshervormingen vinden ze echter niet gerechtvaardigd.

De reden dat jongens wat meer ‘loopbaanproblemen’ tegenkomen op school dan meisjes, ligt vooral in hun houding – die is nogal anti-school – en in het feit dat jongens gemiddeld vaker gedragsproblemen hebben. Die hebben ze trouwens al op het moment dat ze voor het eerst naar school gaan, verduidelijkt Geert Driessen. “Uit ons onderzoek blijkt dat leerkrachten in de kleutergroepen ook negatiever oordelen over jongens dan meisjes, en dat dit verschil in groep 8 nog is toegenomen.”

De oorzaak van de boy problem ligt dus niet per se op school. Eerder opperde wetenschapper Louis Tavecchio bijvoorbeeld dat de grote hoeveelheid vrouwelijke leraren schuld hadden aan de jongensachterstand. Dat blijkt niet het geval. Het ligt waarschijnlijk ook niet aan de steeds taliger lesstof, zoals hoogleraar Jelle Jolles dacht, of aan een gebrek aan structuur waar de langzamer rijpende jongenshersenen meer last van zouden hebben dan de meidenbreinen. Wat wel een rol speelt is dat jongens over het algemeen wat vaker lijden aan stoornissen als ADHD en autisme, en ook – als ze problemen hebben – die vaker uiten door agressief en boos te doen, terwijl probleemmeisjes meer de neiging hebben om in zichzelf te keren. Driessen: “De oorzaak voor de ‘boy problem’ ligt deels bij aangeboren verschillen en bij de persoonlijkheid van de leerlingen, deels bij de thuis- en vriendencultuur, en deels bij het onderwijs. De school kan daar waarschijnlijk slechts in beperkte mate iets aan doen.”

Toch moeten leraren een manier vinden om om te gaan met de lastige jongens. Een van de manieren die in het ITS-rapport wordt voorgesteld is om meer ruimte te geven aan competitie in de klas: dat vinden jongens prettig. Maar is het nou wel zo’n goed idee om rouwdouwers extra aan te moedigen om nog jongensachtiger te doen? Driessen twijfelt. “Misschien is het een idee om dat gedrag bij meisjes wat meer te stimuleren en jongens leren er beter of anders mee om te gaan?” vraagt hij zich af. En, op de vraag of het niet beter is als de leraar leert door het probleemgedrag heen te prikken en te zien dat de jongens het ondanks hun houding qua prestaties even goed doen als de meisjes: “Dat is misschien zo, maar leerkrachten worden nu eenmaal als eerste geconfronteerd met lastig gedrag: daar hebben ze last van. Misschien moeten ze dat wat meer negeren en goede prestaties eerder belonen.”

Het probleem met de jongens is dus niet zo groot als gedacht. En bij de problemen die er wel zijn is de invloed van de school klein. Het onderwijs hoeft dus niet op de schop vanwege de boy problem. Liever niet zelfs, want zoals altijd geldt ook dat alle ITS-conclusies gaan over het gemiddelde meisje en de gemiddelde jongen. Maar de verschillen tussen individuele jongens (en meiden) onderling is veel groter dan die gemiddelde verschillen, geeft Driessen aan. En bovendien: “Verschillen die te maken hebben met het sociale herkomstmilieu en de etnische herkomst zijn vaak ook weer groter dan sekseverschillen.” Misschien wordt het tijd om de boy problem even met rust te laten, en de individuele leerling weer centraal te stellen.

Dit artikel verscheen in 2010 op www.kennislink.nl

© Asha ten Broeke. Alle rechten voorbehouden.